ECLI:NL:HR:2017:52

Hoge Raad

Datum uitspraak
20 januari 2017
Publicatiedatum
19 januari 2017
Zaaknummer
16/04484
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet tijdige betaling van griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 januari 2017 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van een belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De zaak betreft een beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken en een aanslag in de afvalstoffenheffing voor het jaar 2015. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak van 22 juli 2016, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk is.

De ontvankelijkheid van het beroep in cassatie werd beoordeeld aan de hand van de betaling van het griffierecht. De griffier van de Hoge Raad had de belanghebbende op 12 oktober 2016 per aangetekende brief gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor de betaling. Aangezien het griffierecht niet is voldaan, heeft de griffier op 15 november 2016 nogmaals de gelegenheid gegeven om te verklaren waarom de betaling niet tijdig had plaatsgevonden. De belanghebbende heeft hier echter geen gebruik van gemaakt.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad geconcludeerd dat het beroep in cassatie niet-ontvankelijk moet worden verklaard. De Hoge Raad heeft geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, samen met de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, en is openbaar uitgesproken op 20 januari 2017.

Uitspraak

20 januari 2017
Nr. 16/04484
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Den Haagvan 22 juli 2016, nr. SGR 16/746 V, betreffende een aan belanghebbende gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken, alsmede de aan belanghebbende voor het jaar 2015 opgelegde aanslag in de afvalstoffenheffing betreffende de onroerende zaak [a-straat 1] te [Z].

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 12 oktober 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 15 november 2016, die volgens de gegevens van Track&Trace van PostNL is afgehaald op de afhaallocatie, in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Belanghebbende heeft van deze gelegenheid geen gebruik gemaakt.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet‑ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer C. Schaap als voorzitter, en de raadsheren Th. Groeneveld en J. Wortel, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier F. Treuren, en in het openbaar uitgesproken op 20 januari 2017.