ECLI:NL:HR:2017:506

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 2017
Publicatiedatum
28 maart 2017
Zaaknummer
16/03159
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het cassatieberoep wegens onvoldoende belang en gebreken in de betekening

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 juni 2013. De verdachte, geboren in 1977, was in eerste instantie veroordeeld tot een werkstraf van 20 uur. Het beroep in cassatie werd ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door haar advocaat T.M. ten Velde. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten van de verdachte geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit was gebaseerd op het feit dat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, en dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard, zoals bepaald in artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.

De zaak draait om de vraag of de betekening van de dagvaarding correct heeft plaatsgevonden. De verdachte betwist dat zij de akte van uitreiking heeft ondertekend en stelt dat er veel vraagtekens zijn bij de geldigheid van de betekening. De Hoge Raad oordeelt dat deze kwesties niet in cassatie kunnen worden beoordeeld, omdat het recht op een eerlijke rechtsgang niet is geschonden. De Hoge Raad heeft de argumenten van de verdachte, die zich baseerden op artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), niet overtuigend genoeg geacht om het beroep te honoreren. De beslissing van het Gerechtshof werd als onbegrijpelijk en onvoldoende gemotiveerd beschouwd, maar de Hoge Raad heeft geoordeeld dat dit niet voldoende was om het cassatieberoep ontvankelijk te verklaren.

Uitspraak

10 januari 2017
Strafkamer
nr. S 16/03159
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 10 juni 2013, nummer 20/004124-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft T.M. ten Velde, advocaat te Tilburg, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 januari 2017.
SCHRIFTUUR
Nadat ik namens mijn cliënte [verdachte] beroep in cassatie heb ingesteld, stel ik mij voor cliënte en verklaar ik hierbij door [verdachte] bepaaldelijk te zijn gevolmachtigd om onderhavige schriftuur in te dienen.
[verdachte] kan zich niet vinden in de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, gewezen op 10 juni 2013 met parketnummer 20- 004124-12, op grond van onderstaand middel van cassatie en verzoekt daarom die uitspraak te vernietigen.
Inleiding
Op 10 juni 2013 is er door het gerechtshof verstek verleend aan [verdachte] en is zij veroordeeld tot het verrichten van een werkstraf van 20 uur.
Er is weliswaar een akte uitreiking ondertekend. [verdachte] stelt dat zij niet de persoon is geweest die deze akte heeft ondertekend. Voor toetsing van dit feit is echter geen plaats in cassatie.
[verdachte] stelt evenwel dat de betreffende akte dermate veel vraagtekens oplevert dat het gerechtshof ten onrechte heeft geoordeeld dat de dagvaarding correct was betekend. [verdachte] is van mening dat het gerechtshof had moeten oordelen dat de dagvaarding nietig is.
Middel 1
Ten onrechte concludeert het gerechtshof dat de oproeping voor de zitting correct was betekend en dat er verstek verleend kon worden. Deze beslissing is onbegrijpelijk, onvoldoende gemotiveerd en in strijd met artikel 6 EVRM.
Toelichting
Vanwege het zwaarwegende belang dat moet worden toegekend aan artikel 6 EVRM (recht op een fair trail) en het recht op een tweede feitelijke instantie, moet er tevens zware eisen worden gesteld aan de kwaliteit van de akte van uitreiking.
Uit de akte van uitreiking blijkt niet dat de oproeping is betekend, alleen dat er een stuk is betekend. Voorts is het gedeelte onder I ingevuld en staat er te lezen dat er een uitreiking aan [verdachte] in persoon zou hebben plaatsgevonden op 19 april 2013 om 09:59 uur. Echter, het gedeelte onder II is eveneens ingevuld en wel door dezelfde persoon die het gedeelde onder I heeft ingevuld. Het gedeelte onder II is doorgehaald met een akkoord van een derde. Vervolgens is een en ander bijna drie weken blijven liggen en is pas op 6 mei 2013 onder verantwoording van weer een derde persoon het stuk afgetekend en ingezonden.
Een deel van de akte is doorgehaald. Dit is door een derde met de initialen ' [initialen] ' geaccordeerd. Of er nader onderzoek is gedaan naar de juistheid van hetgeen staat vermeld is onduidelijk. Vervolgens tekent een zekere [betrokkene] namens PostNL voor akkoord. Het blijft echter volstrekt onduidelijk welk onderzoek er is gedaan naar de juistheid van de doorhalingen en waarom dit stuk zolang is blijven liggen.
Een akte is correct of is niet correct. [verdachte] stelt dat nu er zaken zijn doorgehaald en zonder duidelijk onderzoek dit door onbekenden is geaccordeerd, de akte niet langer als bewijs kan dienen dat er iets op de juiste wijze is betekend.
Het gerechtshof heeft op geen enkele wijze gemotiveerd waarom deze akte met deze gebreken zou kunnen leiden tot de conclusie dat de oproeping correct is betekend aan de juiste persoon. Het arrest is daarmee onbegrijpelijk.
Voorts is het arrest in strijd met artikel 6 EVRM nu het recht op een fair trail is geschonden,. Immers, aan [verdachte] is nu het recht zich te verweren voor de rechter onthouden op grond van een onduidelijke akte. Tevens is ongemotiveerd aangenomen dat deze onduidelijke akte dient te leiden tot de conclusie dat er correct is betekend.
Conclusie
Nu er onherstelbare gebreken kleven aan de akte van uitreiking en het onduidelijk is wat er door wie aan wie is uitgereikt, is het oordeel van hete gerechtshof dat er correct is betekend en dat er dus verstek kan worden verleend, onbegrijpelijk. De beslissing is tevens niet nader gemotiveerd. Tot slot is dit in strijd met artikel 6 EVRM.
Het is op grond van bovengenoemde middelen dat [verdachte] verzoekt het arrest van het gerechtshof Den Haag te vernietigen wegens schending van het recht dan wel verzuim van vormen.