ECLI:NL:HR:2017:505

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 januari 2017
Publicatiedatum
28 maart 2017
Zaaknummer
16/02874
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep in strafzaak wegens belediging van ambtenaar

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 januari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 9 mei 2016. De verdachte, geboren in 1986, was veroordeeld voor belediging van een ambtenaar in functie. Het Gerechtshof had de verdachte een geldboete van € 400,- opgelegd en de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 dagen gelast. De verdachte heeft cassatie aangetekend, waarbij zijn advocaat M.J.A. Bakker een schriftuur heeft ingediend.

De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het cassatieberoep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad oordeelde dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. Daarom heeft de Hoge Raad het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De uitspraak benadrukt het belang van de ontvankelijkheidseisen in cassatieprocedures en de noodzaak voor de appellant om voldoende belang bij het beroep aan te tonen. De beslissing van de Hoge Raad is in overeenstemming met artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, waarbij de Procureur-Generaal is gehoord. Dit arrest is gepubliceerd in het kader van de arresten die zijn afgedaan met artikel 80a RO, en is relevant voor de rechtspraktijk in het strafrecht.

Uitspraak

10 januari 2017
Strafkamer
nr. S 16/02874
AGE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 9 mei 2016, nummer 21/005831-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1986.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft M.J.A. Bakker, advocaat te Utrecht, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
10 januari 2017.
Aan de Hoge Raad der Nederlanden Zaaknummer: S 16/02874
Geeft eerbiedig te kennen:
[verdachte],geboren op
[geboortedatum]1986te [geboorteplaats], wonende te [woonplaats], ter zake dezer domicilie kiezende te
3581SH Utrecht, Maliestraat
5,ten kantore van zijn raadsman mr. M.J.A. Bakker die door hem bepaaldelijk is gevolmachtigd dit schriftuur te ondertekenen en in te dienen;
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het gerechtshof Arnhem- Leeuwarden, locatie Arnhem, d.d. 9 mei 2016 met parketnummer:
21-005831-15.
inleiding:
Aan verzoeker is tenlastegelegd dat - kortweg - een ambtenaar in functie heeft beledigd door hem kankerlijer, je kankermoeder en ik neuk je moeder toe te voegen.
Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft bij voornoemd arrest belediging bewezen verklaard en verzoeker veroordeeld tot een geldboete van € 400,-. Tevens is de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf van 5 dagen gelast.
Verzoeker heeft tegen het arrest van het gerechtshof cassatie aangetekend.
MIDDEL I:
Schending van het recht en/of verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, daar het gerechtshof bewezen heeft verklaard dat verzoeker de woorden “je kankermoeder” en “ik neuk je moeder” heeft gebezigd.
Uit de door het hof gebezigde bewijsmiddelen als opgenomen in de aanvulling op het arrest is volgt niet dat verzoeker alle bewezenverklaarde woorden heeft gebezigd. In de bewijsmiddelen wordt immers enkel gesproken over kankerlijer en niet over de andere woorden. Aldus volgt de bewezenverklaring niet uit de gebezigde bewijsmiddelen.
MIDDEL II:
Schending van het recht en/of verzuim van op straffe van nietigheid voorgeschreven vormen, daar het gerechtshof ten onrechte heeft aangenomen dat sprake is geweest van opzet, althans ondeugdelijk heeft gemotiveerd waarom dit het geval is.
Toelichting
Allereerst spreken de voor het bewijs gebezigde processen-verbaal van bevindingen elkaar tegen. Immers schrijft [verbalisant 1] in zijn proces-verbaal dat verzoeker vanaf een afstand van 50 meter kankerlijer roept. Verbalisant [verbalisant 2] zegt dat de belediging op een korte afstand heeft plaatsgevonden. Dit maakt de gebezigde bewijsmiddelen innerlijk tegenstrijdig.
Voorst heeft verzoeker verklaard dat hij uit frustratie het een en ander heeft geroepen op geruime afstand van de aangever. Hierbij keek hij - zo volgt uit de gebezigde bewijsmiddelen - in de richting van aangever. Echter stonden in diezelfde richting nog vele anderen.
Gezien de grote afstand en de omstandigheid dat nog vele anderen in dezelfde richting als aangever stonden, volgt niet dat de gebezigde woorden zich tot de aangever richtten.
Hiermee kan ook niet worden vastgesteld dat sprake is van opzet op de belediging.
REDENEN WAAROM:
Verzoeker uw Raad eerbiedig verzoekt het bestreden arrest te vernietigen althans een zodanige beslissing te nemen als uw Raad in goede justitie gerade acht.