Uitspraak
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
24 maart 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 maart 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontbinding van een huurovereenkomst voor woonruimte wegens huurachterstand. De eiser, wonende te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 januari 2016. De eiser werd in deze procedure bijgestaan door advocaat mr. R.K. van der Brugge. De verweerder, Metterwoon Vastgoed B.V., was niet verschenen in de cassatieprocedure.
De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Rotterdam en arresten van het gerechtshof Den Haag, die relevant zijn voor het verloop van het geding. De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel naar voren zijn gebracht, niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Metterwoon op nihil zijn begroot. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.