ECLI:NL:HR:2017:493

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 maart 2017
Publicatiedatum
23 maart 2017
Zaaknummer
16/02504
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurrecht en ontbinding huurovereenkomst wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 maart 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de ontbinding van een huurovereenkomst voor woonruimte wegens huurachterstand. De eiser, wonende te [woonplaats], had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 26 januari 2016. De eiser werd in deze procedure bijgestaan door advocaat mr. R.K. van der Brugge. De verweerder, Metterwoon Vastgoed B.V., was niet verschenen in de cassatieprocedure.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere vonnissen van de kantonrechter te Rotterdam en arresten van het gerechtshof Den Haag, die relevant zijn voor het verloop van het geding. De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk was om het cassatieberoep te verwerpen. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten die in het cassatiemiddel naar voren zijn gebracht, niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met de overweging dat de klachten geen nadere motivering behoefden, aangezien zij niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen en de eiser veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Metterwoon op nihil zijn begroot. Deze uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

24 maart 2017
Eerste Kamer
16/02504
TT/AR
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser] ,
wonende te [woonplaats] ,
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.K. van der Brugge,
t e g e n
METTERWOON VASTGOED B.V.,
gevestigd te Den Haag,
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en Metterwoon.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 2282775 CV EXPL 13-39223 van de kantonrechter te Rotterdam van 13 november 2013, 14 februari 2014 en 2 mei 2014;
b. de arresten in de zaak 200.149.962/01 van het gerechtshof Den Haag van 22 juli 2014 en 26 januari 2016.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof van 26 januari 2016 heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Metterwoon is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 10 februari 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Metterwoon begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.V. Polak, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 maart 2017.