Uitspraak
gevestigd te Utrecht,
kantoorhoudende te Amsterdam,
kantoorhoudende te Amsterdam,
gevestigd te Utrecht,
gevestigd te Utrecht,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gevestigd te Twello, gemeente Voorst,
gevestigd te Twello, gemeente Voorst,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Den Haag,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Utrecht,
gevestigd te Utrecht,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Den Haag,
gevestigd te Woerden,
gevestigd te Den Haag,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
gevestigd te Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
gevestigd te Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Amsterdam,
gevestigd te Hoevelaken, gemeente Nijkerk,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
De vaststellingsovereenkomst houdt onder meer het volgende in:
In dit verband is voor het hof van wezenlijke betekenis dat aannemelijk is dat bij de huidige stand van de markt voor de verhuur van winkelpanden en in het bijzonder grote panden als bij V&D in gebruik, alle verhuurders – en dus ook Mondia – in geval van een faillissement van V&D een bijzonder groot nadeel zouden hebben geleden, [dat] zij dankzij het reddingsplan van begin februari 2015 in belangrijke mate hebben kunnen ontlopen. Dat lijkt voorshands bedoeld bijzonder offer van de gezamenlijke verhuurders te rechtvaardigen en pleit voor het oordeel dat Mondia misbruik van bevoegdheid maakt door – nu haar eigen positie dankzij door anderen gebrachte offers niet meer in gevaar is – vast te houden aan betaling van de onverminderde huurprijs. Het komt het hof voor dat onder deze omstandigheden de ontneming van een deel van het vorderingsrecht van Mondia op grond van misbruik van bevoegdheid een geschikt en noodzakelijk middel is ter behartiging van het algemeen belang en dat die ontneming ook proportioneel is, alles in de zin van artikel 1 Eerste protocol bij het EVRM.”
Het oordeel van het hof is dan ook in strijd met de beginselen van contractsvrijheid en de verbindende kracht van overeenkomsten.
4.Beslissing
24 maart 2017.