Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3 Beslissing
21 maart 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte, die was veroordeeld voor medeplegen poging tot doodslag, mishandeling, en de verkoop van cocaïne en heroïne, alsook voor vluchtmisdrijf. De zaak was eerder behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waar de verdachte op 24 juni 2016 was veroordeeld. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat W. Hendrickx, had een schriftuur ingediend, maar de Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigden. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.