ECLI:NL:HR:2017:481

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 maart 2017
Publicatiedatum
21 maart 2017
Zaaknummer
16/03452
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Artikel 80a RO-zaken
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens medeplegen poging tot doodslag, mishandeling en verkoop van verdovende middelen met vluchtmisdrijf

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 maart 2017 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de verdachte, die was veroordeeld voor medeplegen poging tot doodslag, mishandeling, en de verkoop van cocaïne en heroïne, alsook voor vluchtmisdrijf. De zaak was eerder behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waar de verdachte op 24 juni 2016 was veroordeeld. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaat W. Hendrickx, had een schriftuur ingediend, maar de Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigden. De Hoge Raad concludeerde dat de verdachte onvoldoende belang had bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie konden leiden. Daarom werd het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst, samen met de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

21 maart 2017
Strafkamer
nr. S 16/03452
KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 24 juni 2016, nummer 21/004302-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren in [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft W. Hendrickx, advocaat te Utrecht, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3 Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en E.S.G.N.A.I. van de Griend, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 maart 2017.