In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 januari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De belanghebbende had beroep ingesteld tegen de uitspraak van het Hof van 28 april 2016, die betrekking had op de onroerendezaakbelastingen van de gemeente Horst aan de Maas voor het jaar 2013. De zaak betrof een geschil over de vergoeding van taxatiekosten die de belanghebbende had gemaakt in het kader van een bezwaar tegen de aanslag.
Het Hof had de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand, maar had verzuimd om ook de kosten van het ingediende taxatierapport te vergoeden. De belanghebbende stelde dat het Hof ten onrechte geen vergoeding had toegekend voor deze kosten, die volgens de Richtlijn van de belastingkamers van de gerechtshoven in aanmerking kwamen voor vergoeding.
De Hoge Raad oordeelde dat de klacht van de belanghebbende gegrond was. Het Hof had inderdaad verzuimd om een vergoeding van € 242 voor het taxatierapport toe te kennen. Hierdoor kon de uitspraak van het Hof niet in stand blijven. De Hoge Raad heeft de zaak zelf afgedaan en de heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van de kosten in verband met de behandeling van het bezwaar, vastgesteld op € 734. Daarnaast werd het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Horst aan de Maas veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de kosten van rechtsbijstand in de cassatieprocedure.