2.2.2.Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op pagina 5 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2014360034) voor zover inhoudende de verklaring van aangever [betrokkene 1] , afgelegd op 22 juni 2013, zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 21 juni 2013 bevond ik mij in het winkelcentrum Overkapel te Utrecht, waar ik sigaretten ging halen. Ik heb de sigaretten betaald door middel van mijn bankpas. De bankpas heb ik in mijn portemonnee in mijn rugtas gedaan. De tas heeft terwijl ik aan het werk was in de bus gestaan bij de versnellingspook. Ik kan niet zeggen of de bus op slot of open was. De volgende dag, zaterdag 22 juni 2013 wilde ik mijn portemonnee uit mijn tas pakken, en zag ik dat mijn portemonnee niet meer in mijn tas zat. Mijn vrouw heeft toen contact opgenomen met de bank om de bankpas te laten blokkeren. Mijn vrouw en ik gingen vervolgens via internetbankieren kijken of er geld van de rekening af was. Ik zag toen dat er totaal 1250 euro van mijn rekening af was. Iemand heeft dus met mijn bankpas geldopnames gedaan. Hier heb ik geen toestemming voor gegeven.
2. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op pagina 15 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2014360034) voor zover inhoudende de verklaring van getuige [betrokkene 2] , afgelegd op 13 augustus 2014, zakelijk weergegeven:
Ik had foto's gezien van een man die in Utrecht een stratenmaker bestolen had. Ik had deze foto's, volgens mij waren het twee foto's, gezien op internet. Volgens mij had ik de foto's gezien op de internetsite www.boevenvangen.nl. Op de foto's zag ik dat een man geld pinde met wat bleek een gestolen pinpas. Ik herkende de man als [verdachte] . Ik herkende hem voor 100%. Ik ken [verdachte] van Spaarnezicht, een jeugdpension in Haarlem. Ik heb hem ongeveer één of twee maanden gekend. Ik heb hem dit jaar leren kennen. Ik kan [verdachte] als volgt omschrijven:
- man
- ongeveer 21 jaar oud
- kort donker haar met krullen bovenop of het haar langs zijn gezicht lopend of gemillimeterd haar.
Ik las het bericht met de foto's op volgens mij www.boevenvangen.nl samen met [verdachte] . Ik hoorde dat [verdachte] zei dat hij zichzelf ook herkende op de foto's.
3. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op pagina 27 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2014360034) voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 1] , zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 12 augustus 2014 heb ik de camerabeelden van de pintransactie gepleegd op 21 juni 2014 (het hof begrijpt 21 juni 2013) bekeken. Naar aanleiding van de getoonde beelden van deze diefstal kwam er op 27 april 2014 een herkenning van een verdachte van deze diefstal. De getuige, genaamd [betrokkene 2] , verklaarde dat de verdachte van deze diefstal was genaamd: [verdachte] . [verdachte] zou ongeveer 21 jaar oud zijn. Vervolgens heb ik in de politiesystemen gezocht naar deze persoon voor zijn volledige personalia. Uit de politieadministratie bleek de volledige personalia van de verdachte te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] en zonder vaste woon of verblijfplaats. Ook zag ik dat er een foto van hem in het systeem stond. Ik zag dat de foto van [verdachte] uit de politieadministratie overeen kwam met de foto's van de verdachte van de diefstal van geld. Ik zag dat dit een en dezelfde persoon was.
4. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op pagina 30 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2014360034) voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 2] , zakelijk weergegeven:
Op vrijdag 3 oktober 2014 zag ik, verbalisant, op de regionale briefing een aandachtvestiging. Deze aandachtvestiging betrof een vraag om herkenning van een persoon op twee foto's. De foto's waren afkomstig van een camera bij een geldautomaat, waar de persoon gepind had met een gestolen pinpas. Ik herkende de persoon op de foto's als de mij ambtshalve bekende:
- [verdachte] ,
- Geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
- Zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Ik herkende [verdachte] omdat ik op maandag 16 juni 2014 [verdachte] enkele malen heb bezocht in een ophoudkamer op het bureau van politie te Hoofddorp. [verdachte] zat daar omdat hij op heterdaad was aangehouden naar aanleiding van een insluiping. Ten tijde van deze aanhouding en zijn verblijf op het bureau van politie te Hoofddorp, had [verdachte] zeer kort, gemillimeterd haar. In het onderzoek naar de insluiping waarvoor [verdachte] op heterdaad werd aangehouden, werd de mobiele telefoon van [verdachte] in beslag genomen en uitgelezen. In de veiliggestelde data trof ik meerdere foto's van [verdachte] aan, waarop hij langer haar had, zoals dit ook te zien is op de foto's van de camera bij de geldautomaat.
5. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op pagina 35 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2014360034) voor zover inhoudende het relaas van verbalisant [verbalisant 5], zakelijk weergegeven:
Op dinsdag 11 november 2014 zag ik een aandachtvestiging van Politie Nederland, waarin afbeeldingen werden getoond van een persoon en de volgende informatie werd gegeven: Diefstal portemonnee waarna vervolgens 1250,00 euro wordt weggenomen van de rekening van benadeelde. De persoon op de afbeeldingen herken ik als:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [voornamen verdachte]
Geboren : [geboortedatum] 1992
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Geslacht : Man
Burgerservicenummer : [001]
Nationaliteiten : Nederlandse en Colombiaanse
GBA-Nummer : [002]
Ik, verbalisant, ken de bovengenoemde verdachte ambtshalve. Ik herken de verdachte omdat ik ambtshalve bekend ben met [verdachte] . Ik herken de verdachte aan zijn gezicht en zijn postuur. [verdachte] heeft veelvuldig bij ons in de Haarlemmermeer op de briefing gestaan. Tevens heb ik [verdachte] aangehouden op heterdaad van meerdere insluipingen op de IJweg in Hoofddorp. Ik herkende de persoon onmiddellijk toen ik de afbeeldingen zag. Over zijn identiteit was mij door anderen geen informatie verstrekt.
6. Het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal (als bijlage op pagina 39 van het proces-verbaal genummerd PL0900-2014360034) voor zover inhoudende het relaas van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , zakelijk weergegeven:
Op donderdag 13 november 2014 zagen wij een aandachtvestiging van de recherche van eenheid Utrecht, waarin afbeeldingen werden getoond van een persoon en de volgende informatie werd gegeven:
Diefstal van portemonnee waarna vervolgens 1250,00 euro wordt weggenomen van de rekening van benadeelde.
De persoon op de afbeeldingen herkennen wij als:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [voornamen verdachte]
Geboren : [geboortedatum] 1992
Geboorteplaats : [geboorteplaats]
Geslacht : Man
Burgerservicenummer : [001]
Nationaliteiten : Nederlandse en Colombiaanse
GBA-Nummer : [002]
Wij verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , (her)kennen de persoon ambtshalve na diverse strafbare feiten/verdachte situaties welke hij gepleegd heeft binnen ons gebied. Hierop hebben wij veelvuldig contact gehad met de verdachte. Dit contact blijkt uit veelvuldig staande dan wel aanhouden van de verdachte. Tevens heeft de verdachte meerdere malen bij ons op de briefing gestaan.
Wij herkenden de persoon onmiddellijk toen wij de afbeeldingen zagen. Over zijn identiteit was ons door anderen geen informatie verstrekt."
2.2.3.Het Hof heeft het in het middel bedoelde verweer van de raadsvrouwe van de verdachte als volgt samengevat en verworpen:
"De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte wordt vrijgesproken van de aan hem tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van de zaak (...) heeft zij - kort gezegd - aangevoerd dat de politierechter ten onrechte doorslaggevende betekenis heeft toegekend aan de herkenning van verdachte op getoonde beelden van een pintransactie bij een regionale/landelijke briefing. De herkenningen zijn onder zeer twijfelachtige omstandigheden tot stand gekomen. Volgens de verdediging is er onnodig en onevenredig veel inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van verdachte, artikel 8 van het EVRM en artikel 10 van de Grondwet, door het tonen van de camerabeelden in het televisieprogramma Bureau Hengeveld, en nadien door verspreiding van die beelden op het internet. Er is niet voldaan aan de eisen die de Aanwijzing opsporingsberichtgeving stelt. Voorts is met het inzetten van zo'n zwaar opsporingsmiddel niet voldaan aan de eisen van proportionaliteit en subsidiariteit. Er is sprake van een onherstelbaar vormverzuim. Dit vormverzuim is zodanig ernstig dat bewijsuitsluiting de enige passende consequentie kan zijn.
(...)
Naar het oordeel van het hof is de Aanwijzing opsporingsberichtgeving een instructienorm voor de politie en het openbaar ministerie en kan verdachte daarop in beginsel geen beroep doen. Voor zover verdachte een beroep kan doen op de Aanwijzing opsporingsberichtgeving, stelt het hof vast dat de beelden zich op zichzelf bij uitstek leenden om de onbekende dader van de diefstal op te sporen en dat met de opsporing van deze dader in de gegeven omstandigheden een voldoende zwaarwegend belang was gediend, waarbij van belang is dat andere opsporingshandelingen nog niets hadden opgeleverd. Een belangenafweging is met name dan aan de orde als het niet zeker is of de persoon die op de beelden staat de dader is en als anderen dan de mogelijke dader op de beelden staan, maar dat is hier niet het geval. Het hof stelt voorts vast dat de beelden zonder de vereiste voorafgaande toestemming van de hoofdofficier van justitie op de regionale televisiezender zijn vertoond. Niet is gebleken dat de hoofdofficier van justitie achteraf alsnog toestemming heeft verleend. In zoverre is sprake van een 'onherstelbaar vormverzuim'.
Het hof weegt de inbreuk op de belangen van verdachte echter niet zwaar, omdat verdachte als hij zich op een openbare plaats schuldig maakt aan een misdrijf, zijn recht op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer op de tocht zet en rekening moet houden met de mogelijkheid dat zijn handelen door beeldapparatuur wordt opgenomen en vastgelegd en dat die beelden zullen worden gebruikt om de dader(s) op te sporen.
Het hof ziet, voor zover verdachte een beroep kan doen op de aanwijzing, dan ook in dit geval geen aanleiding om aan het verzuim enige consequentie te verbinden. Er is geen sprake geweest van een situatie waarin aan de belangen van de verdachte aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak tekort is gedaan. Voor bewijsuitsluiting, zoals de raadsvrouw heeft betoogd, is daarom geen plaats.
Het hof ziet geen reden te twijfelen aan de herkenning van verdachte door de verbalisant en de getuige [betrokkene 2] . Beiden beschrijven voldoende nauwkeurig hoe en waaraan zij de persoon op de beelden herkennen als verdachte. De diefstal door middel van de valse sleutel kan wettig en overtuigend worden bewezen."