Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
14 maart 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van een verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 13 mei 2015. De verdachte, geboren in 1946, heeft geen schriftuur ingediend en heeft geen middelen van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de verdachte in het beroep. De Hoge Raad heeft beoordeeld of de verdachte ontvankelijk is in zijn beroep. Aangezien de verdachte niet binnen de wettelijk gestelde termijn een schriftuur heeft ingediend, is niet voldaan aan het vereiste van artikel 437, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. Hierdoor kan de verdachte niet in het beroep worden ontvangen. De Hoge Raad heeft op 14 maart 2017 geoordeeld dat de verdachte niet-ontvankelijk is in het beroep, en dit arrest is uitgesproken ter openbare terechtzitting.