Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
14 maart 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 13 mei 2015, met nummer 23/003515-12. De verdachte, geboren in 1977, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat V.A. Groeneveld. In de schriftuur die aan het arrest is gehecht, is een middel van cassatie voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd dat de redelijke termijn in cassatie is overschreden, maar heeft ook geadviseerd om het beroep voor het overige te verwerpen.
De Hoge Raad heeft het middel beoordeeld en vastgesteld dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit is in overeenstemming met artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), dat stelt dat een nadere motivering niet nodig is wanneer het middel niet leidt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad op 14 maart 2017 het beroep verworpen. Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.