Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
14 maart 2017.
Hoge Raad
Op 14 maart 2017 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 13 mei 2015. De zaak betreft een beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, geboren in 1963. De advocaat van de verdachte, S.T. van Berge Henegouwen, heeft middelen van cassatie voorgesteld, welke zijn gehecht aan het arrest. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, waarop de raadsman schriftelijk heeft gereageerd.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. Volgens artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO) behoeft dit geen nadere motivering, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft derhalve het beroep verworpen.
Deze uitspraak is gedaan door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en in aanwezigheid van de waarnemend griffier L. Nuy. De uitspraak vond plaats ter openbare terechtzitting.