ECLI:NL:HR:2017:408

Hoge Raad

Datum uitspraak
10 maart 2017
Publicatiedatum
10 maart 2017
Zaaknummer
15/05585
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verjaring van vordering tot schadevergoeding na wanprestatie en incident tot zekerheidstelling proceskosten

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 10 maart 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door Objective Finance S.A. en andere vennootschappen (hierna: Objective Finance c.s.) tegen verschillende verweersters, waaronder Maritime Logistics B.V. De zaak betreft de verjaring van een vordering tot schadevergoeding na wanprestatie en de vraag of er sprake is van een onrechtmatige daad. Daarnaast was er een incident aanhangig waarin verweersters zekerheidstelling voor proceskosten vorderden op basis van de artikelen 414 en 224 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten van Objective Finance c.s. in het principale cassatieberoep niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling, waardoor het middel faalde. Hierdoor kwam het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

Wat betreft de incidentele vordering tot zekerheidstelling, heeft de Hoge Raad geoordeeld dat de vordering van verweersters tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten werd afgewezen. De Hoge Raad overwoog dat verweersters geen belang meer hadden bij hun vordering, nu er uitspraak in de hoofdzaak was gedaan. Ook zou de vordering bij gebrek aan belang niet toewijsbaar zijn, omdat verweersters zonder opgave van reden het aanbod van Objective Finance c.s. hadden afgewezen.

De Hoge Raad heeft Objective Finance c.s. veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie en de kosten van het incident, waarbij de kosten aan de zijde van verweersters zijn begroot op een totaalbedrag van € 3.048,34, vermeerderd met wettelijke rente indien niet binnen veertien dagen na de uitspraak is voldaan.

Uitspraak

10 maart 2017
Eerste Kamer
15/05585
TT/JS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. OBJECTIVE FINANCE S.A.,
gevestigd te Majuro, Marshalleilanden,
2. CONBULK SHIPPING S.A.,
gevestigd te Piraeus, Griekenland,
3. NMS LIMITED,
gevestigd te Limassol, Cyprus,
EISERESSEN tot cassatie, verweersters in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep, verweersters in het incident tot zekerheidstelling,
advocaten: aanvankelijk mr. M.J.E. Harmsen, thans mr. D. Rijpma en mr. D.M. de Knijff,
t e g e n
1. [verweerster 1] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
2. [verweerster 2] ,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
3. MARITIME LOGISTICS B.V.,
gevestigd te Vlissingen,
VERWEERSTERS in cassatie, eiseressen in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep, eiseressen in het incident tot zekerheidstelling,
advocaat: mr. N.T. Dempsey.
Eiseressen zullen hierna ook worden aangeduid als Objective Finance c.s. Verweersters zullen hierna ook worden aangeduid als [verweerster] c.s.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/12/82763 HA ZA 12-49 van de rechtbank Middelburg van 4 juli 2012 en de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 10 juli 2013 en 29 januari 2014;
b. de arresten in de zaak 200.153.899/01 van het gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 juni 2015 en 11 augustus 2015.
De arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de arresten van het hof hebben Objective Finance c.s. beroep in cassatie ingesteld. [verweerster] c.s. hebben voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep ingesteld alsmede een incidentele vordering tot zekerheidstelling voor proceskosten op de voet van art. 414 lid 1 in verbinding met art. 224 Rv. De cassatiedagvaarding en de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep en tevens houdende incidentele vordering tot zekerheidstelling zijn aan dit arrest gehecht en maken daarvan deel uit.
[verweerster] c.s. hebben geconcludeerd tot verwerping. Objective Finance c.s. hebben in het voorwaardelijk incidenteel cassatieberoep en in de incidentele vordering tot zekerheidstelling geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid, althans tot verwerping.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten, en voor [verweerster] c.s. mede door mr. C. Oude Elferink.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt in het principale cassatieberoep tot verwerping en in het incident tot zekerheidstelling tot afwijzing van de vordering.

3.Beoordeling van het middel in het principale beroep

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Nu het middel in het principale beroep faalt, komt het voorwaardelijk ingestelde incidentele beroep niet aan de orde.

4.Beoordeling van de incidentele vordering

4.1
[verweerster] c.s. vorderen Objective Finance c.s. op de voet van art. 414 lid 1 Rv in verbinding met art. 224 Rv te veroordelen tot het stellen van zekerheid voor de proceskosten door middel van een deugdelijke bankgarantie. Zij leggen daaraan ten grondslag dat Objective Finance c.s. vennootschappen naar buitenlands recht zijn zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland en dat geen van de vennootschappen verhaal biedt voor een proceskostenveroordeling in Nederland, aangezien zij geen eigen of onzelfstandig filiaal of vestiging in Nederland hebben alwaar op basis van EEX Vo. 44/2001 een Nederlands vonnis ten uitvoer kan worden gelegd zonder vorm van proces.
4.2
Objective Finance c.s. hebben onder overlegging van daarop betrekking hebbende e-mailcorrespondentie gesteld (a) dat hun advocaat zekerheid heeft aangeboden, inhoudende dat de proceskosten in cassatie door zijn kantoor zouden worden betaald indien het (principale) cassatieberoep zou worden verworpen, een en ander tegen intrekking door [verweerster] c.s. van de incidentele vordering, en (b) dat [verweerster] c.s. de incidentele vordering niettemin hebben gehandhaafd zonder daarvoor een relevante reden te geven.
4.3
[verweerster] c.s. hebben bij schriftelijke toelichting laten weten bereid te zijn af te zien van een bankgarantie indien de Hoge Raad bepaalt dat de advocaat van Objective Finance c.s. garant staat voor de betaling van de proceskostenveroordeling op het eerste verzoek van [verweerster] c.s. zonder enige voorwaarde of beperking.
4.4
Aangezien heden uitspraak in de hoofdzaak wordt gedaan, hebben [verweerster] c.s. geen belang meer bij hun vordering, zodat deze reeds hierom zal worden afgewezen.
Ook overigens zou de vordering bij gebrek aan belang niet toewijsbaar zijn, nu [verweerster] c.s. zonder opgave van reden het hiervoor in 4.2 vermelde aanbod van Objective Finance c.s. hebben afgewezen.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
in het principale beroep:
verwerpt het beroep;
veroordeelt Objective Finance c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] c.s. begroot op € 848,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten indien Objective Finance c.s. deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
in het incident:
wijst de vordering van [verweerster] c.s. tot zekerheidstelling af;
veroordeelt [verweerster] c.s. in de kosten van het incident, tot op heden aan de zijde van Objective Finance c.s. begroot op € 800,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren C.A. Streefkerk, M.V. Polak, C.E. du Perron en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
10 maart 2017.