Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Slotsom
3 januari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 januari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor belaging en kreeg een voorwaardelijke gevangenisstraf van één maand, een taakstraf van zestig uren, en een gebieds- en contactverbod voor de duur van één jaar opgelegd. Het Hof had deze vrijheidsbeperkende maatregelen zonder nadere motivering opgelegd, wat in strijd is met de wettelijke vereisten. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof had moeten motiveren waarom deze maatregelen noodzakelijk waren voor de beveiliging van de maatschappij of ter voorkoming van strafbare feiten, zoals vereist door artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de strafoplegging, en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof voor herbehandeling. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een zorgvuldige motivering bij het opleggen van vrijheidsbeperkende maatregelen.