De verdachte is ter zake van - kort gezegd - het medeplegen van valsheid in geschrift, medeplegen van oplichting en medeplegen van witwassen, telkens meermalen gepleegd, veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan drie maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren. De strafoplegging is als volgt gemotiveerd:
"De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich tezamen en in vereniging met een ander gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan oplichting, valsheid in geschrift en witwassen van een omvangrijk bedrag. Hij was eigenaar van [G] B.V. en [H] B.V. Medeverdachte [medeverdachte 1] was als werkcoach bij de gemeente Tiel verantwoordelijk voor de re-integratie van uitkeringsgerechtigden (ook wel klanten genoemd) en sloot in dit verband overeenkomsten met bedrijven die werkplaatsen, begeleiding en/of cursussen dienden te verzorgen voor deze klanten. Dit alles met het uiteindelijke doel om voor de uitkeringsgerechtigden een plek te vinden binnen het reguliere arbeidsproces. Verdachte heeft de valse facturen van zijn bedrijven ingediend bij de gemeente aan de hand van de gegevens die hij (middellijk of onmiddellijk) kreeg van [medeverdachte 1] . De prestaties als vermeld op de facturen en ingevoerd door [medeverdachte 1] in het digitale systeem van de gemeente Tiel zijn echter nooit door verdachtes bedrijven verricht of aangeboden. Op de facturen afkomstig van deze bedrijven stonden bijvoorbeeld namen genoemd van klanten die op dat moment helemaal geen uitkering genoten en/of al enige tijd niet meer woonachtig waren in één van de desbetreffende gemeenten. De gemeenten zijn door deze valsheden opgelicht en hebben aan deze bedrijven in totaal ruim € 290.000,- betaald. Van dit bedrag is een aanzienlijk deel bij verdachte terecht gekomen. Pas na een melding van de ING-bank is deze zaak aan het rollen gekomen. Als de bank geen melding had gedaan, is het maar de vraag of en wanneer deze fraude was opgemerkt. Verdachte is in ieder geval niet uit eigen beweging gestopt met deze strafbare gedragingen.
Verdachte heeft op een zeer intensieve en geraffineerde wijze bovenstaande delicten gepleegd, enkel om er financieel beter van te worden. Hij heeft zonder enige terughoudendheid facturen opgemaakt naar aanleiding van de informatie die hij ontving van [medeverdachte 1] . Door op dergelijke wijze te werk te gaan heeft hij het financiële verkeer en de gemeenten ernstig geschaad. Het hof rekent dit verdachte zwaar aan.
Ter afdoening van de strafbare feiten, zoals door verdachte gepleegd, acht het hof enkel een forse gevangenisstraf van langere duur passend en geboden. Reeds gelet op het benadelingsbedrag van ruim € 290.000,- is een voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf, zoals door de verdediging bepleit, niet aan de orde.
Verdachte is met zijn bedrijf [G] nog steeds op de zakelijke markt actief. Daarnaast blijkt verdachte, gezien zijn uitlatingen ter terechtzitting van het hof, het normaal te vinden om steekpenningen te betalen en zodoende opdrachten voor zijn bedrijf binnen te halen. Verdachte zag er ook geen been in om aan de medeverdachte [medeverdachte 1], van wie hij meende dat zij bij de gemeente in dienst was, een cashback te betalen. Het hof is van oordeel dat het volstrekt onaanvaardbaar is dat aan een ambtenaar een cashback wordt betaald. Daarbij komt nog dat verdachte tussen de 50% en 70% van het door hem ten onrechte ontvangen bedrag aan de medeverdachte [medeverdachte 1] heeft betaald. Daarnaast heeft verdachte verklaard dat hij de bedragen die hij aan [medeverdachte 1] heeft (terug)betaald niet in zijn boekhouding heeft verwerkt, hetgeen onontkoombaar inhoudt dat zijn boekhouding ook vals is opgemaakt.
Gelet op het bovenstaande en het feit dat verdachte daaruit blijkbaar niets heeft geleerd en hij nog steeds op de zakelijk markt actief is, zal het hof aan verdachte een hogere gevangenisstraf opleggen dan de rechtbank heeft gedaan, met een voorwaardelijk strafdeel, teneinde verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (dergelijke) strafbare feiten te plegen. Hierin ligt voor het hof ook de beweegreden om aan het voorwaardelijk deel een proeftijd voor de duur van drie jaren te verbinden.
Het hof begrijpt dat een dergelijke straf consequenties heeft voor de bedrijfsvoering binnen het bedrijf van verdachte, maar gelet op bovenstaande feiten en de omstandigheden, kan het hof niet anders dan aan verdachte na te melden straf op te leggen."