ECLI:NL:HR:2017:377

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
7 maart 2017
Zaaknummer
16/03014
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onttrekking aan bevoegd opzicht van minderjarige door verdachte en overschrijding redelijke termijn in cassatiefase

In deze zaak gaat het om de onttrekking aan het bevoegd opzicht van een 16-jarig onder toezicht gesteld meisje door een 25-jarige verdachte, in strijd met artikel 279, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. Daarnaast wordt de verdachte verweten dat hij zich heeft onttrokken aan de nasporing van politieambtenaren met betrekking tot dit minderjarige meisje, zoals bedoeld in artikel 280, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De zaak is in cassatie gebracht door de verdachte, die zich niet kon verenigen met de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 10 december 2014, waarin hij was veroordeeld.

De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de middelen van cassatie niet tot vernietiging kunnen leiden, met uitzondering van de beoordeling van de redelijke termijn in de cassatiefase. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad oordeelt dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), is overschreden, omdat er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep.

Als gevolg van deze overschrijding heeft de Hoge Raad besloten de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf te verminderen van veertien maanden naar twaalf maanden en twee weken. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwerpt het beroep voor het overige. Dit arrest is gewezen op 28 februari 2017 en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.

Uitspraak

28 februari 2017
Strafkamer
nr. S 16/03014
ABO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden, van 10 december 2014, nummer 21/001174-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1988.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft G. Spong, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering van de hoogte daarvan naar de gebruikelijke maatstaf, en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van het eerste, het tweede en het derde middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beoordeling van het vierde middel

3.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
3.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad uitspraak nadat meer dan twee jaren zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van veertien maanden.

4.Slotsom

Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze twaalf maanden en twee weken beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de griffier S.P. Bakker, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 februari 2017.