Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de middelen
3.Beslissing
17 januari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 25 januari 2016 uitspraak deed in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een gekwalificeerde doodslag op een klusjesman in een prostitutiebuurt in Groningen. De Hoge Raad heeft op 17 januari 2017 uitspraak gedaan in deze zaak, met zaaknummer 16/00906. De verdachte is veroordeeld tot vijftien jaren gevangenisstraf op basis van artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht, dat betrekking heeft op gekwalificeerde doodslag.
De verdediging heeft middelen van cassatie ingediend, waarbij onder andere werd ingegaan op de vraag van voorwaardelijk opzet en medeplegen. De advocaat van de verdachte, P.H.L.M. Souren, heeft de schriftuur ingediend, die aan het arrest is gehecht. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, wat betekent dat de Hoge Raad van mening was dat de middelen niet tot cassatie konden leiden.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de middelen geen nadere motivering behoeven, omdat ze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere veroordeling door het Gerechtshof in stand blijft.