ECLI:NL:HR:2017:362

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 maart 2017
Publicatiedatum
2 maart 2017
Zaaknummer
16/01766
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over de omvang van geldvorderingen in erfrechtelijke boedelbeschrijving

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 maart 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de omvang van geldvorderingen in het kader van een erfrechtelijke boedelbeschrijving. De verzoeker, wonende in Curaçao, heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die op 5 januari 2016 was gegeven. De verzoeker was in deze procedure vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H. Vermeulen. De verweerders, waaronder de vader van de verzoeker, zijn niet verschenen in de cassatieprocedure.

De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere beschikkingen van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao en het gemeenschappelijk Hof van Justitie, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De advocaat-generaal L.A.D. Keus heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van de verzoeker heeft gereageerd. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. Volgens de Hoge Raad was er geen noodzaak voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft. Deze uitspraak heeft implicaties voor de rechtspraktijk met betrekking tot de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep en het ontbreken van een grievenstelsel in Curaçao.

Uitspraak

3 maart 2017
Eerste Kamer
16/01766
TT/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[verzoeker] ,
wonende in Curaçao,
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. A.H. Vermeulen,
t e g e n
1. [de vader] ,
wonende in Curaçao,
2. [verweerder 2] ,
wonende in Curaçao,
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [verzoeker] , de vader en [verweerder 2] .

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de beschikkingen in de zaak EJ 69471/2013 van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao van 13 november 2014, 16 maart 2015 en 13 augustus 2015;
b. de beschikkingen in de zaak 69471-H333/15 van het gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba van 9 juni 2015 en 5 januari 2016.
De beschikkingen van het hof zijn aan deze beschikking gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen de beschikking van het hof van 5 januari 2016 heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vader en [verweerder 2] hebben geen verweerschrift ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 26 januari 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
3 maart 2017.