Uitspraak
wonende in Curaçao,
wonende in Curaçao,
wonende in Curaçao,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
3 maart 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 maart 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende de omvang van geldvorderingen in het kader van een erfrechtelijke boedelbeschrijving. De verzoeker, wonende in Curaçao, heeft cassatie ingesteld tegen een beschikking van het gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die op 5 januari 2016 was gegeven. De verzoeker was in deze procedure vertegenwoordigd door advocaat mr. A.H. Vermeulen. De verweerders, waaronder de vader van de verzoeker, zijn niet verschenen in de cassatieprocedure.
De Hoge Raad verwijst in zijn uitspraak naar eerdere beschikkingen van het gerecht in eerste aanleg van Curaçao en het gemeenschappelijk Hof van Justitie, die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De advocaat-generaal L.A.D. Keus heeft geconcludeerd tot verwerping van het cassatieberoep, waarop de advocaat van de verzoeker heeft gereageerd. De Hoge Raad heeft de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet gegrond bevonden. Volgens de Hoge Raad was er geen noodzaak voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het cassatieberoep verworpen, waarmee de beschikking van het hof in stand blijft. Deze uitspraak heeft implicaties voor de rechtspraktijk met betrekking tot de grenzen van de rechtsstrijd in hoger beroep en het ontbreken van een grievenstelsel in Curaçao.