Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3. Beslissing
28 november 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een beschikking van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, van 24 april 2017, met nummer RK 17/001062. Het beroep is ingesteld door de klager, die wordt bijgestaan door advocaat D.W.H.M. Wolters. De zaak betreft een klaagschrift als bedoeld in artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) over een beslag ex artikel 94 Sv op een leaseauto van de klager, in het kader van een verdenking van hennepteelt.
De Hoge Raad heeft op 28 november 2017 geoordeeld dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op de overweging dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom, gehoord de Procureur-Generaal, het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De beschikking is gegeven door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg. De uitspraak is gedaan ter openbare terechtzitting.