Uitspraak
1.De bestreden uitspraak
2.Geding in cassatie
3.Beoordeling van het eerste en het tweede middel
4.Beoordeling van het derde middel
6.Beslissing
3 oktober 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren voor mensenhandel en medeplegen van mishandeling. Het Gerechtshof had deze straf opgelegd na vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Amsterdam. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat R.J. Baumgardt middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vermindering van de straf en verwerping van het beroep voor het overige.
De Hoge Raad heeft de middelen van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden, behalve het derde middel dat betrekking had op de redelijke termijn van de procedure. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. Dit leidde tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf van negen jaren moest worden verminderd. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en deze verminderd tot acht jaren en zes maanden. Het beroep werd voor het overige verworpen.