ECLI:NL:HR:2017:3483

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 oktober 2017
Publicatiedatum
29 maart 2018
Zaaknummer
15/05810
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van gevangenisstraf wegens overschrijding redelijke termijn in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 3 oktober 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaren voor mensenhandel en medeplegen van mishandeling. Het Gerechtshof had deze straf opgelegd na vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Amsterdam. De verdachte heeft cassatie ingesteld, waarbij zijn advocaat R.J. Baumgardt middelen van cassatie heeft voorgesteld. De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vermindering van de straf en verwerping van het beroep voor het overige.

De Hoge Raad heeft de middelen van de verdachte beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden, behalve het derde middel dat betrekking had op de redelijke termijn van de procedure. De Hoge Raad oordeelde dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, was overschreden omdat de stukken te laat door het Hof waren ingezonden. Dit leidde tot de conclusie dat de opgelegde gevangenisstraf van negen jaren moest worden verminderd. De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd, maar alleen wat betreft de duur van de gevangenisstraf, en deze verminderd tot acht jaren en zes maanden. Het beroep werd voor het overige verworpen.

Uitspraak

3 oktober 2017
Strafkamer
nr. S 15/05810
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 11 december 2015, nummer 23/002915-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1971.

1.De bestreden uitspraak

Het Hof heeft de verdachte in hoger beroep – met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank Amsterdam van 17 juni 2013 - veroordeeld ter zake van onder meer 4. (de Hoge Raad leest:) mishandeling tot een gevangenisstraf van negen jaren. Voorts heeft het Hof de vorderingen van benadeelde partijen toegewezen en schadevergoedingsmaatregelen opgelegd zoals in het arrest omschreven.

2.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd tot vermindering van de opgelegde straf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

3.Beoordeling van het eerste en het tweede middel

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beoordeling van het derde middel

4.1.
Het middel klaagt dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM in de cassatiefase is overschreden omdat de stukken te laat door het Hof zijn ingezonden.
4.2.
Het middel is gegrond. Voorts doet de Hoge Raad in deze zaak waarin de verdachte zich in voorlopige hechtenis bevindt, uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Een en ander brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van negen jaren.
5 Slotsom
Nu de Hoge Raad geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

6.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze acht jaren en zes maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
3 oktober 2017.