ECLI:NL:HR:2017:3237

Hoge Raad

Datum uitspraak
22 december 2017
Publicatiedatum
21 december 2017
Zaaknummer
16/03270
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieberoep tegen naheffingsaanslag belasting personenauto's en motorrijwielen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 december 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam. De belanghebbende, een B.V., had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof van 10 mei 2016, waarin het hoger beroep van de belanghebbende tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld. De Rechtbank had in deze eerdere uitspraak een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto's en motorrijwielen opgelegd aan de belanghebbende.

De belanghebbende heeft in cassatie verschillende middelen voorgesteld, waarop zowel de Staatssecretaris van Financiën als de Minister van Veiligheid en Justitie een verweerschrift hebben ingediend. De belanghebbende heeft vervolgens twee conclusies van repliek ingediend, waarna de Minister van Veiligheid en Justitie een conclusie van dupliek heeft ingediend.

De Hoge Raad heeft de voorgestelde middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering nodig was, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Ten slotte heeft de Hoge Raad beslist dat er geen termen aanwezig zijn voor een veroordeling in de proceskosten en heeft het beroep in cassatie ongegrond verklaard. Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2017.

Uitspraak

22 december 2017
Nr. 16/03270
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
B.V. [X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het
Gerechtshof Amsterdamvan 10 mei 2016, nr. 14/00803, op het hoger beroep van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (nr. AWB 12/3563) betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen.

1.Geding in cassatie

Belanghebbende heeft tegen ’s Hofs uitspraak beroep in cassatie ingesteld en daarbij een aantal middelen voorgesteld.
Zowel de Staatssecretaris van Financiën als de Minister van Veiligheid en Justitie heeft een verweerschrift ingediend.
Belanghebbende heeft twee conclusies van repliek ingediend.
De Minister van Veiligheid en Justitie heeft een conclusie van dupliek ingediend.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81, lid 1, van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

4.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie ongegrond.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren E.N. Punt en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2017.