ECLI:NL:HR:2017:3224

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
20 december 2017
Zaaknummer
16/05111
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van verstekverlening in strafzaak wegens detentie uit anderen hoofde

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam. De verdachte was op het moment van de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep gedetineerd uit anderen hoofde, maar het Hof had verstek verleend tegen de niet verschenen verdachte. De Hoge Raad oordeelde dat de beslissing van het Hof om verstek te verlenen onjuist was, omdat de verdachte niet vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij de behandeling van zijn zaak. De Hoge Raad concludeerde dat de herkomst en betrouwbaarheid van de aan de Hoge Raad gezonden stukken niet in twijfel getrokken konden worden, en dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn zaak in hoger beroep gedetineerd was. Dit leidde tot de vernietiging van de bestreden uitspraak en de terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam voor een nieuwe behandeling.

De zaak betreft een beroep in cassatie ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door zijn advocaat D.E. Wiersum. De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee had geconcludeerd tot vernietiging van de uitspraak van het Hof en terugwijzing naar het Gerechtshof. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte had aangenomen dat de verdachte vrijwillig afstand had gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. De Hoge Raad benadrukte het belang van de aanwezigheid van de verdachte bij de behandeling van zijn zaak en oordeelde dat de verdachte de mogelijkheid moest krijgen om zijn zaak opnieuw in hoger beroep te laten behandelen.

De uitspraak van de Hoge Raad heeft belangrijke implicaties voor de rechtsbescherming van verdachten die in detentie zijn, en bevestigt dat verstekverlening niet kan plaatsvinden als de verdachte niet op de hoogte is van de zitting of niet in staat is om aanwezig te zijn.

Uitspraak

19 december 2017
Strafkamer
nr. S 16/05111
SLU
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 6 oktober 2016, nummer 23/005209-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1992.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft D.E. Wiersum, advocaat te Haarlem, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel strekt ten betoge dat het Hof ten onrechte verstek heeft verleend tegen de niet verschenen verdachte aangezien deze ten tijde van de behandeling van zijn zaak ter terechtzitting in hoger beroep uit anderen hoofde was gedetineerd en hij niet vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn.
2.2.1.
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de dagvaarding om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 6 oktober 2016 - inhoudende dat die dagvaarding op 8 augustus 2016 is uitgereikt aan de administratief medewerkster van het Hof omdat van de verdachte geen woon- of verblijfplaats hier te lande bekend was. Er is een afschrift aan de raadsman verstrekt op 9 augustus 2016.
(ii) het proces-verbaal van voormelde terechtzitting inhoudende dat aldaar de verdachte noch een raadsman is verschenen, dat tegen de verdachte verstek is verleend en dat het onderzoek is gesloten.
2.2.2.
In cassatie zijn - door middel van aanhechting aan de schriftuur - overgelegd:
(i) Een proces-verbaal van inverzekeringstelling, inhoudende dat de verdachte op 5 oktober 2016 om 19:17 uur in verzekering is gesteld wegens verdenking van winkeldiefstal.
(ii) Een bevel gevangenneming, inhoudende dat op 7 oktober 2016 de politierechter in de rechtbank Amsterdam beveelt tot gevangenneming van de verdachte, in verzekering gesteld op 5 oktober 2016.
2.3.
Uitgangspunt is dat indien de dagvaarding van een verdachte die is ingeschreven in de BRP, rechtsgeldig is betekend en de verdachte noch zijn raadsman op de terechtzitting is verschenen, de rechter - behoudens duidelijke aanwijzingen van het tegendeel - kan uitgaan van het vermoeden dat de verdachte vrijwillig afstand heeft gedaan van zijn recht om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht. Nochtans bestaat de mogelijkheid dat achteraf moet worden vastgesteld dat aan het recht van de verdachte om in zijn tegenwoordigheid te worden berecht, is tekortgedaan. Dit kan zich voordoen indien de verdachte, zoals naar moet worden aangenomen hier het geval is geweest, ten tijde van de behandeling van zijn zaak in verband met een andere strafzaak was gedetineerd zonder dat dit de rechter bekend was.
2.4.
Uit de hiervoor onder 2.2.2 vermelde stukken - aan de herkomst en betrouwbaarheid waarvan in redelijkheid niet behoeft te worden getwijfeld - moet worden afgeleid dat de verdachte ten tijde van de behandeling van zijn strafzaak in hoger beroep in verband met een andere zaak was gedetineerd, zodat de beslissing van het Hof om tegen de verdachte verstek te verlenen en het onderzoek ter terechtzitting voort te zetten, achteraf bezien onjuist was. Gelet op het grote belang van de verdachte om bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn brengt het vorenoverwogene mee dat de verdachte de mogelijkheid dient te hebben om zijn zaak alsnog in hoger beroep in zijn tegenwoordigheid te doen behandelen. Dit leidt ertoe dat het bestreden arrest moet worden vernietigd en dat de zaak moet worden teruggewezen opdat deze opnieuw wordt berecht en afgedaan.
2.5.
Het middel is dus terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Amsterdam, opdat de zaak opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 december 2017.