Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
28 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte op 28 januari 2016 verstek is verleend. Twee dagen voor de zitting heeft de raadsman van de verdachte, mr. J.P. Plasman, laten weten de verdediging te hebben neergelegd. De verdachte is niet verschenen op de zitting, en het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof geen aanleiding had om aan te nemen dat de verdachte het verlangen had om zich door zijn raadsman te laten verdedigen of om een nieuwe raadsman aan te stellen. De Hoge Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een ander oordeel rechtvaardigen, en dat het Hof niet gehouden was tot nader onderzoek of tot toevoeging van een andere raadsman. Het beroep in cassatie wordt verworpen.