ECLI:NL:HR:2017:322

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 februari 2017
Publicatiedatum
28 februari 2017
Zaaknummer
16/01804
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verweigerde toevoeging opvolgend raadsman bij verstek in hoger beroep

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte op 28 januari 2016 verstek is verleend. Twee dagen voor de zitting heeft de raadsman van de verdachte, mr. J.P. Plasman, laten weten de verdediging te hebben neergelegd. De verdachte is niet verschenen op de zitting, en het Hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in zijn hoger beroep op basis van artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof geen aanleiding had om aan te nemen dat de verdachte het verlangen had om zich door zijn raadsman te laten verdedigen of om een nieuwe raadsman aan te stellen. De Hoge Raad concludeert dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een ander oordeel rechtvaardigen, en dat het Hof niet gehouden was tot nader onderzoek of tot toevoeging van een andere raadsman. Het beroep in cassatie wordt verworpen.

Uitspraak

28 februari 2017
Strafkamer
nr. S 16/01804
LBS/NA
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 28 januari 2016, nummer 23/004260-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft P.H.L.M. Souren, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het middel

2.1.
Het middel klaagt dat het Hof ten onrechte niet een opvolgend raadsman aan de verdachte heeft toegevoegd.
2.2.
Bij de op de voet van art. 434, eerste lid, Sv aan de Hoge Raad gezonden stukken van het geding bevinden zich, voor zover voor de beoordeling van het middel van belang:
(i) een op 26 november 2015 door de voorzitter van het Hof gegeven en tot de Raad voor Rechtsbijstand te Amsterdam gerichte last tot toevoeging van mr. J.P. Plasman als raadsman van de verdachte;
(ii) een akte van uitreiking - gehecht aan het dubbel van de dagvaarding van de verdachte om te verschijnen op de terechtzitting in hoger beroep van 28 januari 2016 - inhoudende dat die dagvaarding op 22 december 2015 aan de verdachte in persoon is uitgereikt;
(iii) een aan de voorzitter van het Hof gericht faxbericht van 26 januari 2016 van mr. Plasman, inhoudende dat hij om hem "moverende redenen" de verdediging heeft neergelegd en niet ter terechtzitting zal verschijnen;
(iv) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep inhoudende dat aldaar de verdachte noch zijn raadsman is verschenen, dat het Hof melding heeft gedaan van de inhoud van voormeld faxbericht van mr. Plasman en dat het Hof verstek heeft verleend tegen de niet verschenen verdachte, met bevel dat de behandeling van de zaak zal worden voortgegaan;
(v) het bestreden arrest inhoudende dat het Hof de verdachte op de voet van art. 416, tweede lid, Sv niet ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep.
2.3.
Onder de onder 2.2 vermelde omstandigheden bestond er voor het Hof geen aanleiding ervan uit te gaan dat de verdachte, aan wie de dagvaarding voor de terechtzitting van 28 januari 2016 in persoon was uitgereikt maar die niet ter terechtzitting was verschenen, het verlangen had hetzij bij zijn afwezigheid zich door mr. Plasman te doen verdedigen hetzij zich van een nieuwe raadsman te voorzien. Het Hof was gelet op die omstandigheden evenmin gehouden tot nader onderzoek omtrent dat verlangen noch tot toevoeging van een andere raadsman op de voet van art. 41 of art. 45 Sv.
Slechts in bijzondere omstandigheden moet hierover anders worden geoordeeld. De stukken van het geding houden evenwel niets in waaruit het vermoeden kan rijzen dat zich zodanige omstandigheden hebben voorgedaan. Tot een nadere motivering was het Hof niet gehouden.
2.4.
Het middel faalt.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 februari 2017.