Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Beslissing
19 december 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beklag tegen een beslag dat is gelegd op een motorfiets, waarbij de klager, geboren in 1967, stelt dat hij de eigenaar is van het voertuig. Het beslag was aanvankelijk gelegd op basis van artikel 94 van het Wetboek van Strafvordering, maar de klager betwist de rechtmatigheid van dit beslag. De Hoge Raad heeft op 19 december 2017 uitspraak gedaan in deze cassatieprocedure, waarbij het beroep van de klager werd verworpen. De advocaat van de klager, G.J.J.G. Stevens-Waltmans, heeft een middel van cassatie voorgesteld, maar de Advocaat-Generaal G. Knigge concludeerde tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad oordeelde dat het middel niet tot cassatie kon leiden, omdat het niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De beslissing werd genomen door de vice-president W.A.M. van Schendel, samen met de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, en werd uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.