Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beslissing
28 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 23 januari 2015, waarin de verdachte is veroordeeld voor vermogensdelicten. De verdachte, geboren in 1974, heeft het beroep ingesteld via zijn advocaat R.J. Baumgardt. De Advocaat-Generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar enkel wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de klachten van de verdachte geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. De Hoge Raad oordeelt dat de aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden, omdat ze enkel feitelijke aard zijn en gericht tegen niet onbegrijpelijke oordelen van feitelijke aard. Daarom heeft de Hoge Raad besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.