Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3 Beslissing
19 december 2017.
Hoge Raad
Op 19 december 2017 heeft de Hoge Raad der Nederlanden uitspraak gedaan in een cassatiezaak met nummer 15/03449. Het beroep in cassatie was ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat J. Kuijper uit Amsterdam. De zaak betreft medeplegen van valsheid in geschrift en gewoontewitwassen. De Advocaat-Generaal B.F. Keulen heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die door de verdachte zijn aangevoerd geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het beroep, en dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden.
Daarom heeft de Hoge Raad, gehoord de Procureur-Generaal, besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Dit arrest is gewezen door vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.