ECLI:NL:HR:2017:3204

Hoge Raad

Datum uitspraak
19 december 2017
Publicatiedatum
19 december 2017
Zaaknummer
16/01901
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van het cassatieberoep in verband met verbeurdverklaring van inbeslaggenomen geldbedragen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 19 december 2017 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een cassatieberoep dat was ingesteld door een klager in verband met beslag op geldbedragen. De klager, geboren in 1967, had een klaagschrift ingediend tegen de inbeslagname van geldbedragen die in een strafzaak waren verbeurd verklaard. De Hoge Raad oordeelde dat de klager niet-ontvankelijk was in zijn klaagschrift, omdat hij alleen als verdachte in de strafzaak kon opkomen tegen de beslissing van verbeurdverklaring. De Advocaat-Generaal G. Knigge had geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moest worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad volgde deze conclusie en oordeelde dat de klachten van de klager geen behandeling in cassatie rechtvaardigden, omdat er onvoldoende belang was bij het cassatieberoep. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie dan ook niet-ontvankelijk.

Uitspraak

19 december 2017
Strafkamer
nr. S 16/01901 B
CB
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van het Gerechtshof Den Haag van 24 maart 2016, nummer AV 001364-15, op een klaagschrift als bedoeld in art. 552a Sv, ingediend door:
[klager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1967.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft A.F.M. den Hollander, advocaat te Rotterdam, een schriftuur ingediend. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep met toepassing van art. 80a RO niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
Namens de verdachte heeft N. Roos, advocaat te Rotterdam, daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
De Hoge Raad zal daarom – gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal – het beroep niet-ontvankelijk verklaren.

3. Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier S.P.J. Lugtenburg, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
19 december 2017.