Uitspraak
1.Geding in cassatie
3.Beoordeling van het tweede middel
4.Slotsom
5.Beslissing
19 december 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 12 september 2016 is gewezen. De verdachte, geboren in 1990, heeft cassatie ingesteld tegen de strafoplegging die door het hof is opgelegd. De advocaat van de verdachte, A.P. Visser, heeft middelen van cassatie voorgesteld, die aan het arrest zijn gehecht. De Advocaat-Generaal G. Knigge heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en heeft verzocht om terugwijzing naar het gerechtshof voor herbehandeling van de zaak.
De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en vastgesteld dat het eerste en derde middel niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, omdat deze middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Het tweede middel, dat klaagt over het gebrek aan motivering van de strafoplegging, is echter terecht voorgesteld. De Hoge Raad oordeelt dat de bestreden uitspraak niet de redenen bevat die de strafoplegging hebben bepaald, wat leidt tot nietigheid op grond van artikel 359, achtste lid, van het Wetboek van Strafvordering.
De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de strafoplegging, en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zodat de zaak opnieuw kan worden berecht en afgedaan. Voor het overige wordt het beroep verworpen. Deze uitspraak is gedaan op 19 december 2017 door de vice-president en de raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.