Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3.Beslissing
19 december 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 5 januari 2016, waarbij de verdachte, geboren in 1975, betrokken is bij een hennepkwekerij in zijn woning. De verdachte heeft beroep in cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door zijn advocaat N. Roos uit Rotterdam. De Advocaat-Generaal W.H. Vellinga heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard dient te worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en vastgesteld dat de klachten van de verdachte geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit is het gevolg van het feit dat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, of dat de klachten niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad heeft daarom besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. Deze uitspraak is gedaan op 19 december 2017 door de vice-president J. de Hullu, samen met de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, en is uitgesproken tijdens een openbare terechtzitting.