ECLI:NL:HR:2017:314

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 februari 2017
Publicatiedatum
24 februari 2017
Zaaknummer
16/06134
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van cassatieberoep wegens ontbreken handtekening advocaat

In deze zaak heeft verzoeker op 10 december 2016 een verzoek tot cassatie ingediend bij de Hoge Raad. De Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van verzoeker in zijn cassatieberoep, omdat het verzoekschrift niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Verzoeker heeft op 11 januari 2017 gereageerd op deze conclusie, maar deze reactie is niet door een advocaat aan de Hoge Raad toegestuurd, waardoor de Hoge Raad deze niet in overweging kan nemen.

De Hoge Raad heeft vervolgens de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld. Het verzoekschrift voldeed niet aan de eisen van artikel 426a lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), omdat het niet was ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Verzoeker had de mogelijkheid om het verzoekschrift binnen twee weken opnieuw in te dienen, maar heeft van deze mogelijkheid geen gebruik gemaakt. Dit leidde tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn cassatieberoep.

Op 24 februari 2017 heeft de Hoge Raad in het openbaar uitspraak gedaan en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn cassatieberoep. De uitspraak is gedaan door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, T.H. Tanja-van den Broek, C.E. du Perron, en is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

24 februari 2017
Eerste Kamer
16/06134
TT/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie.
Verzoeker zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].

1.Het geding

Bij verzoekschrift van 10 december 2016 heeft [verzoeker] een verzoek tot cassatie ingediend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van verzoeker in zijn cassatieberoep.
[verzoeker] heeft bij brief van 11 januari 2017 op die conclusie gereageerd. Nu deze brief niet door tussenkomst van een advocaat aan de Hoge Raad is toegestuurd, zal de Hoge Raad daarop geen acht slaan.

2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep

Het verzoekschrift, dat op 10 december 2016 per e-mail en op 13 dan wel 14 december 2016 tevens per post is ingekomen, voldoet niet aan de eisen van art. 426a lid 1 Rv, omdat het niet is ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Dit verzuim kan worden hersteld door hetzelfde verzoekschrift binnen twee weken na binnenkomst ter griffie van de Hoge Raad opnieuw in te dienen, maar nu ondertekend door een advocaat bij de Hoge Raad. Van deze mogelijkheid is geen gebruik gemaakt. Dit brengt mee dat [verzoeker] in zijn beroep niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
3. Beslissing
De Hoge Raad verklaart [verzoeker] niet-ontvankelijk in zijn cassatieberoep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, T.H. Tanja-van den Broek en C.E. du Perron, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 februari 2017.