ECLI:NL:HR:2017:312

Hoge Raad

Datum uitspraak
24 februari 2017
Publicatiedatum
24 februari 2017
Zaaknummer
15/04587
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsaansprakelijkheid advocaat en beoordeling gemiste kans in cassatie

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure betreffende beroepsaansprakelijkheid van een advocaat. De eiser, vertegenwoordigd door mr. R.K. van der Brugge, heeft beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag. Dit arrest volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Den Haag en was gerelateerd aan een geschil dat zich voordeed in de feitelijke instanties. De eiser stelde dat er sprake was van ontoereikend verweer en dat het appel te laat was ingesteld, wat leidde tot een gemiste kans in de rechtsgang.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten die in de cassatie zijn aangevoerd, niet tot cassatie konden leiden. Dit werd onderbouwd met verwijzing naar artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), waaruit bleek dat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de eiser verworpen en hem in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot.

De uitspraak is gedaan door de vice-president E.J. Numann als voorzitter, samen met de raadsheren G. Snijders, G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek en M.J. Kroeze. De uitspraak is openbaar uitgesproken door raadsheer G. de Groot.

Uitspraak

24 februari 2017
Eerste Kamer
15/04587
JS/AS
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. R.K. van der Brugge,
t e g e n
[verweerster], handelend onder de naam [A], i.l.,
voorheen gevestigd te [vestigingsplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en [verweerster].

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/09/402466/HA ZA 11-2361 van de rechtbank Den Haag van 27 november 2013 en 12 maart 2014;
b. het arrest in de zaak 200.149.437/01 van het gerechtshof Den Haag van 12 mei 2015.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen [verweerster] is verstek verleend.
De conclusie van de Advocaat-Generaal G.R.B. van Peursem strekt tot verwerping.

3.Beoordeling van de middelen

De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerster] begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren G. Snijders, G. de Groot, T.H. Tanja-van den Broek en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer G. de Groot op
24 februari 2017.