In de aanvraag is het volgende aangevoerd.
"Het hof is evenwel tot een bewezenverklaring en voornoemde kwalificatie overgegaan. Het rapport van dr. R. Bullens was daarbij in de bewijsconstructie redengevend en doorslaggevend. Het cassatieberoep van de verdachte is vervolgens verworpen.
Nadien zijn echter gegevens bekend geworden die ten tijde van de berechting aan de rechter niet bekend of gebleken waren, en die op zichzelf of in verband met de vroeger geleverde bewijzen met de uitspraak niet verenigbaar lijkt, in die zin dat het ernstige vermoeden ontstaat dat, ware zij bekend geweest, het onderzoek van de zaak zou hebben geleid tot vrijspraak van de gewezen verdachte. Absolute zekerheid van die onverenigbaarheid is echter niet vereist.
Doorslaggevende betekenis komt bij die waarschijnlijkheid van onverenigbaarheid toe, aan de voor [veroordeelde] ontlastende rapportage van 22 mei 2015 met bevindingen en conclusies van prof. dr. Ton Derksen. Dit rapport met nieuwe inzichten was bij het onderzoek op de terechtzitting nog niet opgesteld en derhalve niet bekend, terwijl rapportages van prof. Derksen - al dan niet hoofdzakelijk gebaseerd op hetzelfde bewijsmateriaal - eerder hebben geleid tot het inwilligen van herzieningsaanvragen dan wel nader onderzoek daartoe.
Het deskundigenoordeel van prof. Derksen wekt als een omstandigheid van feitelijke aard het ernstige vermoeden dat, waren de bevindingen en conclusies van deze deskundige - die het rapport van dr. R. Bullens en de verhalen van [slachtoffer] onderuit haalt - aan de rechter bekend geweest, (wederom) een vrijspraak zou zijn gevolgd.
De resultaten van het uitgevoerde onderzoek door prof. Derksen roepen ernstige twijfel op aan de juistheid van de veroordeling en werpen een ander licht op de zaak. Genoemd rapport kent onder meer als belangrijke bron c.q. novum een nieuw, en eerder ten onrechte buiten beschouwing gebleven, geïntroduceerd scenario, te weten: het zgn. misinterpretatie en elaboratiescenario. Binnen dit zeer waarschijnlijke scenario tegen de achtergrond van het aanwezige bewijsmateriaal, is [slachtoffer] niet misbruikt doch duidt zij allerlei handelingen van [veroordeelde] verkeerd als seksueel misbruik en heeft zij zich andere gevallen van seksueel misbruik ingebeeld dan wel laten aanpraten. Dit scenario is, onder meer op basis van likelihood verhoudingen, volgens prof. dr. Derksen veel waarschijnlijker dan het seksueel misbruik-scenario waarvan het Hof op basis van Bullens' rapportage ten onrechte is uitgegaan.
(...)
Daar komt nog bij, dat de door dr. Bullens gehanteerde methode van Statement Validity Asessment (SVA) met zijn Criteria-Based Content-Analyse (CBCA) onvoldoende betrouwbaar is om daar een conclusie op te baseren over de betrouwbaarheid van de verhoren van [slachtoffer] . Deze methode wordt door prof. Derksen gefundeerd onderuit gehaald, terwijl het Hof eerder op basis van deze niet zonder meer betrouwbare bevindingen en conclusies van dr. Bullens tot een veroordeling is gekomen. Aan de raadsheren was toen niet bekend dat dr. Bullens ter onderbouwing en voorlichting een kennelijk (onbetrouwbaar en niet wetenschappelijk erkend) intuïtief criterium heeft gebruikt, dat geheel niet voorkomt in CBCA en SVA en derhalve niet betrouwbaar te noemen is.
Aan de aanvankelijke als betrouwbaar beoordeelde verklaring van [slachtoffer] wordt daardoor thans door prof. Derksen in zijn rapportage aanzienlijk afbreuk gedaan, althans lijkt de geloofwaardigheid daarvan door het Hof niet geheel juist ingeschat.
(...)
Ondanks dat het nieuwe deskundigenoordeel van prof. dr. Derksen hoofdzakelijk is gebaseerd op de stukken uit het dossier waarover het Hof ook beschikt, werpt de rapportage een ander licht op de zaak en kan dit deskundigenoordeel derhalve worden aangemerkt als een omstandigheid van feitelijke aard, die het ernstige vermoeden wekt dat het Hof, als het daarmee bekend was geweest, [veroordeelde] (alsnog) van het hem tenlastegelegde zou hebben vrijgesproken.
Ten slotte is er nog de aangifte van [veroordeelde] tegen [betrokkene] , welke aangifte, ondanks herhaaldelijke verzoeken, pas na zijn veroordeling door de politie is opgenomen, waarin melding wordt gemaakt van de chantage door [betrokkene] . Als zij geen €50.000 van [veroordeelde] zou krijgen, zou zij in strijd met de waarheid aan de politie vertellen dat hij haar dochter [slachtoffer] heeft misbruikt. Van deze aangifte heeft het Hof geen kennis kunnen nemen en derhalve niet in zijn oordeelsvorming kunnen betrekken.
Subsidiair wordt verzocht dat de Hoge Raad zal gelasten dat de zaak naar de rechter/raadsheer-commissaris zal worden verwezen ter fine van nader onderzoek en benoeming van een of meer deskundigen (o.a. verhoorspecialist) op het gebied van verhoormethoden/methodieken, omtrent het in de aanvragen aangevoerde met betrekking tot de (on)geloofwaardigheid van [slachtoffer] , de gebruikte ontoelaatbare verhoortechnieken en mogelijke alternatieve scenario's."