ECLI:NL:HR:2017:3094

Hoge Raad

Datum uitspraak
8 december 2017
Publicatiedatum
7 december 2017
Zaaknummer
17/03167
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep in cassatie wegens niet-betaling griffierecht

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 december 2017 uitspraak gedaan over het beroep in cassatie van belanghebbende tegen een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland. De Rechtbank had op 23 juni 2017 uitspraak gedaan in een zaak betreffende een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting over de periode van 3 november 2014 tot en met 2 november 2015, alsook een daarbij gegeven boetebeschikking. Belanghebbende had verzet aangetekend tegen deze uitspraak.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie onderzocht. De griffier van de Hoge Raad had belanghebbende op 9 augustus 2017 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en een termijn van vier weken gesteld voor betaling. Deze brief werd echter teruggezonden wegens onbestelbaarheid. Na adresverificatie op 13 september 2017 werd een nieuwe brief verzonden, maar ook hierop heeft belanghebbende niet gereageerd. De Hoge Raad concludeerde dat het griffierecht niet was voldaan en dat belanghebbende sinds 11 juni 2015 op het bij de Hoge Raad bekende adres stond ingeschreven.

Op basis van artikel 8:41, lid 6, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de Hoge Raad het beroep in cassatie niet-ontvankelijk verklaard. Tevens oordeelde de Hoge Raad dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd gedaan door vice-president J.A.C.A. Overgaauw, samen met de raadsheren P.M.F. van Loon en M.E. van Hilten, en werd openbaar uitgesproken op 8 december 2017.

Uitspraak

8 december 2017
Nr. 17/03167
Arrest
gewezen op het beroep in cassatie van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de
Rechtbank Noord-Hollandvan 23 juni 2017, nr. HAA 16/04584 V, op het verzet van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank betreffende een aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting over de periode 3 november 2014 tot en met 2 november 2015 en de daarbij gegeven boetebeschikking.

1.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep in cassatie

De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 9 augustus 2017 gewezen op de verschuldigdheid van griffierecht en voor de betaling een termijn van vier weken gesteld. Deze brief is wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna adresverificatie heeft plaatsgevonden op 13 september 2017 en het stuk bij gewone brief is verzonden naar het adres van belanghebbende. Het griffierecht is niet voldaan.
De griffier van de Hoge Raad heeft belanghebbende bij aangetekende brief van 14 september 2017 in de gelegenheid gesteld mee te delen waarom het griffierecht niet tijdig is betaald. Deze brief is eveneens wegens onbestelbaarheid teruggezonden aan de Hoge Raad, waarna het stuk bij gewone brief van 6 oktober 2017 is verzonden naar het adres van belanghebbende. Belanghebbende heeft niet gereageerd. Uit adresverificatie nadien is gebleken dat belanghebbende sinds 11 juni 2015 op het bij de Hoge Raad bekende adres stond ingeschreven.
Het beroep in cassatie moet op grond van artikel 8:41, lid 6, Awb derhalve niet-ontvankelijk worden verklaard.

2.Proceskosten

De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.

3.Beslissing

De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J.A.C.A. Overgaauw als voorzitter, en de raadsheren P.M.F. van Loon en M.E. van Hilten, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2017.