Uitspraak
1.De uitspraak waarvan herziening is gevraagd
2.De aanvraag tot herziening
3.Bewezenverklaring
4.Beoordeling van de aanvraag
5.Beslissing
5 december 2017.
Hoge Raad
Op 5 december 2017 heeft de Hoge Raad uitspraak gedaan in een zaak betreffende een aanvraag tot herziening van een eerder arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch. De aanvrager, geboren in 1974, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van acht jaren voor diefstal met geweld, gepleegd op 28 mei 2013 in Geldrop. De aanvraag tot herziening was gebaseerd op een schriftelijke verklaring van een mededader, waarin deze stelde dat de aanvrager onschuldig was en dat hij onder druk had verklaard. De Hoge Raad herhaalde de vereisten voor een novum als grondslag voor herziening, zoals vastgelegd in artikel 457 van het Wetboek van Strafvordering. De Hoge Raad oordeelde dat de informatie in de aanvraag niet nieuw was voor de rechter die de eerdere veroordeling had uitgesproken, aangezien het Hof in hoger beroep de verklaring van de mededader als ongeloofwaardig had terzijde gesteld. Hierdoor concludeerde de Hoge Raad dat de aanvraag tot herziening kennelijk ongegrond was en wees deze af.