ECLI:NL:HR:2017:3060

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
5 december 2017
Zaaknummer
16/03130
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot horen van CIE-informant in zaak van zware mishandeling

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, waarbij de verdachte is veroordeeld voor zware mishandeling. De Hoge Raad behandelt het verzoek van de verdediging om een CIE-informant als getuige te horen, die mogelijk ontlastende informatie kan verschaffen. Het Hof had dit verzoek afgewezen, omdat er onvoldoende aanwijzingen waren dat de informant relevante informatie had over de betrokkenheid van de verdachte. De verdediging stelde dat de informant ooggetuige was van het geweldsincident en dat zijn verklaring cruciaal kon zijn voor de verdediging. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof niet begrijpelijk heeft gemotiveerd waarom het verzoek is afgewezen, vooral gezien de inhoud van de informatie die de informant had verstrekt. De Hoge Raad vernietigt de bestreden uitspraak en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 5 december 2017.

Uitspraak

5 december 2017
Strafkamer
nr. S 16/03130
AGE/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 18 maart 2016, nummer 21/004738-13, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1990.

1.Geding in cassatie

Het beroep - dat blijkens de daarvan opgemaakte akte niet is gericht tegen de vrijspraak van het primair tenlastegelegde en de vrijspraak van het subsidiair, meer subsidiair en meest subsidiair tenlastegelegde, voor zover dit ziet op aangever [betrokkene 4] - is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.P. de Boer, advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, teneinde in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel behelst onder meer de klacht dat het Hof het verzoek om een CIE-informant als getuige te horen bij tussenarrest van 9 april 2015 niet begrijpelijk gemotiveerd heeft afgewezen.
2.2.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op tijdstippen in de nacht van 11 op 12 december 2010 te Nijmegen tezamen en in vereniging met anderen of een ander - aan een persoon genaamd [betrokkene 1] , opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een dubbele kaakfractuur), heeft toegebracht, door deze [betrokkene 1] opzettelijk meermalen met kracht in/op/tegen zijn gezicht en/of hoofd en tegen zijn lichaam te slaan en/of te stompen en [betrokkene 1] (terwijl hij weerloos op de grond lag) meermalen met kracht op tegen zijn lichaam te schoppen en/of te trappen."
2.3.
Bij de aan de Hoge Raad gezonden stukken bevinden zich:
(i) een tijdig ingediende appelschriftuur van 3 mei 2013, onder meer inhoudende:
"Appellant is verbaasd over de heroverweging van de rechtbank ten aanzien van het horen van de informant. Immers, de rechtbank had in een andere samenstelling eerst aangegeven dat de informant gehoord moest worden bij de rechter-commissaris.
Appellant is van oordeel dat het horen van de informant in hoger beroep alsnog dient plaats te vinden. De informant heeft dusdanige informatie gegeven die ontlastend is danwel kan zijn voor hem. Het heeft er sterke schijn van dat de informant ooggetuige is geweest en derhalve belangrijke informatie kan geven over hetgeen zich heeft voorgedaan."
(ii) het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 26 maart 2015, onder meer inhoudende:
"De raadsman voert het woord, zakelijk weergegeven:
CIE-informatie wordt vaak gebruikt om een onderzoek te starten. In deze zaak is dat anders. De CIE-informatie die zich in het onderhavige dossier bevindt, is potentieel ontlastend. In eerste aanleg is het verzoek om de CIE-informant te horen, toegewezen. Later is de rechtbank daarop teruggekomen. Ook in hoger beroep heb ik verzocht om de informant te horen. De advocaat-generaal heeft zich tegen het horen van de informant verzet, omdat de gezondheid en het welzijn van de informant in gevaar zou worden gebracht. Ik vraag me af waarom door het horen van deze informant gevaar voor zijn gezondheid zou ontstaan. Het is wel van belang dat zijn identiteit niet bekend wordt. Dat snap ik. Ik hoef zijn identiteit niet te weten. Het is belangrijk dat deze getuige wordt gehoord. Er is veel onduidelijk. Er is verdachte een forse straf opgelegd. Als de informant op de bewuste avond in de Matrixx zelf aanwezig is geweest en hij heeft gezien wat er is gebeurd, dan kan hij mogelijk ook meer vertellen over de rol van verdachte en de medeverdachte. De informatie die hij heeft gegeven, lijkt te impliceren dat verdachte [verdachte] niet degene kan zijn geweest die de vechtpartij is begonnen en [betrokkene 1] zwaar heeft mishandeld. In hoger beroep heb ik wel vragen mogen stellen aan de CIE-officier van justitie en aan de chef van het TCI. Die hebben echter zeer weinig antwoorden gegeven. En de antwoorden die ik wel heb gekregen, begrijp ik niet. Ik heb de CIE-officier van justitie gevraagd of zij nader kon onderbouwen waarom de veiligheid van de getuige is het gedrang is, in het bijzonder omdat ik instem met het anoniem horen van de getuige. Daar heb ik geen antwoord op gekregen. Ik persisteer bij mijn verzoek om de informant als getuige te horen."
(iii) het tussenarrest van het Hof van 9 april 2015, onder meer inhoudende:
"Verzoek tot het doen horen van de CIE-informant
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 26 maart 2015, net als in eerste aanleg, verzocht om de CIE-informant als getuige te doen horen. Daartoe is aangevoerd, zakelijk weergegeven, dat de verdediging belang heeft bij het horen van de informant als getuige. Als de informant op de bewuste avond in de Matrixx zelf aanwezig is geweest en heeft gezien wat er is gebeurd, kan hij mogelijk ook meer vertellen over de rol van verdachte en de medeverdachte. De informatie die hij heeft gegeven lijkt te impliceren dat verdachte [verdachte] niet degene kan zijn geweest die de vechtpartij is begonnen en [betrokkene 1] zwaar heeft mishandeld. Om hierover helderheid te krijgen dient de informant als getuige te worden gehoord. De verdediging gaat in dit verband akkoord met maatregelen die de identiteit van de informant/getuige kunnen afschermen.
Het openbaar ministerie heeft zich verzet tegen het horen van de informant als getuige. Daarbij is gewezen op het persoonlijke veiligheidsbelang van de informant en op het belang van de opsporing in het algemeen bij het onbekend blijven van de identiteit van informanten om te voorkomen dat informanten niet meer informatie willen geven. Volgens het openbaar ministerie zou het horen van de informant over zijn redenen van wetenschap duidelijk maken wie hij is, want dan zou het lijstje met naam en toenaam van getuigen in het dossier "afgevinkt" kunnen worden. Bovendien is er sprake van voldoende compensatie, nu zowel de CIE-officier van justitie als de TCI-chef van de politie schriftelijk op vragen van de verdediging hebben geantwoord. Alle belangen afwegende moet het verzoek daarom worden afgewezen, aldus de advocaat-generaal.
Het hof overweegt als volgt.
In het dossier bevindt zich een proces-verbaal dat op 2 augustus 2011 is opgemaakt door [verbalisant] , inspecteur van politie, Groepschef van de Criminele Inlichtingen Eenheid bij de Politie Gelderland-Zuid. In dit proces-verbaal is onder meer de volgende informatie die via één informant is ingekomen opgenomen:
"(...) Omstreeks december 2010 heeft [betrokkene 2] gevochten in de Matrixx. Hij heeft een Antilliaanse jongen zwaar mishandeld".
De verstrekte informatie is door de verbalisant als betrouwbaar aangemerkt.
[betrokkene 2] voornoemd is in eerste aanleg bij de rechter-commissaris als getuige gehoord. Hij heeft, kort gezegd, ontkend iemand te hebben mishandeld.
In eerste aanleg heeft de verdediging zowel in de zaak van verdachte [betrokkene 3] als in de zaak van verdachte [verdachte] verzocht om de informant te horen. In de zaak van verdachte [verdachte] heeft de rechtbank, nadat zij in een eerdere beslissing het verzoek had toegewezen en het openbaar ministerie had geweigerd medewerking aan het oproepen van de informant als getuige te verlenen, uiteindelijk alsnog het herhaalde verzoek tot het horen van de informant afgewezen. Daarbij heeft de rechtbank onder meer nog overwogen dat zij in de gegeven situatie uitgaat van de juistheid van de informatie zoals die hiervoor is weergegeven. In de zaak van verdachte [betrokkene 3] is het verzoek tot het horen van de informant meteen afgewezen.
In beide zaken hebben zowel de CIE-officier van justitie als de TCI-chef van de politie in een proces-verbaal antwoord gegeven op een aantal vragen van de verdediging aangaande de informant en de door de informant gegeven informatie. Het merendeel van de vragen is onbeantwoord gebleven, omdat volgens de betreffende verbalisant het beantwoorden van de vragen kan bijdragen aan het bekend worden van de identiteit van de informant. De TCI-chef heeft wel verklaard dat uit nader onderzoek zou zijn gebleken dat de informatie alleen betrekking kan hebben op de ten laste gelegde mishandeling.
De informant, zo blijkt uit voormelde processen-verbaal, is op geen enkele manier bereid medewerking te verlenen aan een getuigenverhoor.
Het hof is om de volgende redenen van oordeel dat door het achterwege blijven van het verhoor van de informant de verdachte redelijkerwijs niet in zijn verdediging is geschaad. Er zijn geen dan wel onvoldoende aanwijzingen dat de informant informatie heeft over de betrokkenheid van de verdachte en zijn medeverdachte. De door de informant gegeven informatie ziet niet op hen. Zij is vaag en in algemene bewoordingen gesteld. In het dossier zoals dat aan het hof ter beschikking staat, zijn voorts vele wat betreft de betrokkenheid van verdachte en medeverdachte uiteenlopende verklaringen van personen opgenomen die de voorvallen geheel of gedeeltelijk hebben meegekregen, zodat het hof op basis van de door de raadsman gegeven onderbouwing niet ziet wat een nieuwe - belastende of ontlastende - verklaring zou kunnen toevoegen."
2.4.
Het in de appelschriftuur gedane verzoek van de verdediging strekt ertoe de CIE-informant als getuige te horen, op de grond dat het er alle schijn van heeft dat de informant ooggetuige is geweest van het geweldsincident en de door hem gegeven informatie potentieel ontlastend is voor de verdachte. Het Hof heeft het verzoek bij tussenarrest van 9 april 2015 afgewezen op de grond dat er onvoldoende aanwijzingen zijn dat de informant informatie heeft over de betrokkenheid van de verdachte en er in het dossier reeds vele uiteenlopende verklaringen van personen zijn opgenomen, zodat het Hof niet ziet wat een nieuwe verklaring zou kunnen toevoegen. Mede in aanmerking genomen de inhoud van de van de informant ingekomen informatie – erop neerkomend dat een ander dan de verdachte zich aan zware mishandeling heeft schuldig gemaakt – en voorts hetgeen door de verdediging aan dat verzoek ten grondslag is gelegd, is dat oordeel niet begrijpelijk.
2.5.
Het middel slaagt in zoverre.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak - voor zover aan het oordeel van de Hoge Raad onderworpen - niet in stand kan blijven, de middelen voor het overige geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak - voor zover aan zijn oordeel onderworpen -;
wijst de zaak terug de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak in zoverre op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 december 2017.