ECLI:NL:HR:2017:3057

Hoge Raad

Datum uitspraak
5 december 2017
Publicatiedatum
5 december 2017
Zaaknummer
16/03784
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over vrijspraak telen van hennep en de rechtmatigheid van binnentreden in een woning

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 5 december 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het Openbaar Ministerie had cassatie ingesteld tegen de vrijspraak van de verdachte, die ervan beschuldigd werd hennep te hebben geteeld in een woning te Duiven. De zaak kwam aan het licht na een MMA-melding, waarin werd gemeld dat er een hennepkwekerij in het senioren-appartement aan de [a-straat 1] zou zijn. De politie ontving deze melding op 26 juni 2014 en heeft vervolgens de woning betreden na het horen van een gezoem, vermoedelijk van een ventilator.

Het Hof oordeelde dat er ten tijde van het binnentreden onvoldoende verdenking bestond van een overtreding van de Opiumwet. De Hoge Raad heeft dit oordeel echter niet zonder meer begrijpelijk geacht. De Hoge Raad concludeerde dat de enkele MMA-melding, samen met de waarneming van het gezoem, onvoldoende grondslag bood voor de verleende machtiging tot binnentreden. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en wees de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden voor herbehandeling.

De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs en de noodzaak van een redelijke verdenking voordat de politie een woning mag betreden. De Hoge Raad stelt dat de omstandigheden van het geval, inclusief de inhoud van de MMA-melding en de resultaten van het politieonderzoek, in hun geheel moeten worden beoordeeld om te bepalen of er sprake is van een redelijk vermoeden van een strafbaar feit.

Uitspraak

5 december 2017
Strafkamer
nr. S 16/03784
CB/KD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, van 6 juli 2016, nummer 21/005950-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1962.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie heeft bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1.
Het middel klaagt onder meer over het oordeel van het Hof dat er geen sprake was van een redelijk vermoeden van overtreding van de Opiumwet in de woning waarin de politie is binnengetreden.
2.2.1.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"hij in of omstreeks de periode van mei 2014 tot en met 26 juni 2014 te Duiven, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de [a-straat 1]) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 91 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet."
2.2.2.
Het Hof heeft de verdachte daarvan vrijgesproken. Het heeft daartoe het volgende overwogen:
"De raadsman heeft gesteld dat hij in het dossier niet heeft aangetroffen de MMA-melding van 26 juni 2016, dat hij daardoor niet heeft kunnen beoordelen wat de inhoud van de melding is geweest en hoe concreet de informatie in deze melding is geweest. Na de melding is er een politieambtenaar ter plaatse geweest en deze heeft het gezoem van vermoedelijk een ventilator gehoord en daarna is er binnengetreden. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat onder deze omstandigheden geen sprake kon zijn van een verdenking van een strafbaar feit en er geen machtiging tot binnentreden afgegeven had mogen worden. Er is sprake van een ernstig vormverzuim waarbij het huisrecht is geschonden. Bewijsuitsluiting van hetgeen in de woning is aangetroffen is de geëigende sanctie waardoor vrijspraak dient te volgen.
In dat verband overweegt het hof het volgende.
Op 26 juni 2014 ontving de politie een MMA-melding met de volgende inhoud: "Er is een hennepkwekerij in het senioren-appartement aan de [a-straat 1] in Duiven ([postcode]). De luxaflexen zijn altijd gesloten. Er hangt een hennepgeur rond het appartement. Op donderdag 26 juni zijn er meerdere mensen naar binnen gegaan en lijkt het alsof er geoogst wordt."
Op 26 juni 2014 te 17.00 uur is verbalisant [verbalisant] naar de woning aan de [a-straat 1] te Duiven gegaan. Deze verbalisant heeft bij de voordeur van het appartement gezoem van vermoedelijk een ventilator of ventilatoren gehoord. Hierop heeft de verbalisant contact opgenomen met de hulpofficier van justitie en deze heeft toestemming gegeven om de woning binnen te treden. De bewoner bleek niet aanwezig. De verbalisant is vervolgens zonder toestemming van de bewoner binnengetreden.
Van de betreffende MMA-melding is enkel een mutatierapport opgemaakt door de politie Gelderland-Midden onder registratienummer PL0796-2014069358-1. Daarvan is de raadsman in het kader van een aan de verdachte gedaan voorstel ter voorkoming van strafvervolging onder voorwaarden, in kennis gesteld.
Op grond van art. 9 van de Opiumwet hebben opsporingsambtenaren - in het geval van een woning voorzien van een machtiging tot binnentreden - toegang tot plaatsen waar redelijkerwijs vermoed kan worden dat aldaar een overtreding van de Opiumwet plaatsvindt. De verdenking van overtreding van de Opiumwet kan worden aangenomen op basis van anoniem aan de politie verstrekte informatie, zoals die in deze zaak via Meld Misdaad Anoniem beschikbaar is gekomen. Of de melding voldoende grondslag oplevert voor het aannemen van die verdenking is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval.
In het onderhavige geval is er, naar het oordeel van het hof, op basis van de enkele melding onvoldoende grondslag om tot een redelijk vermoeden te komen. Enig nader onderzoek ter verificatie van deze melding is daarvoor noodzakelijk. Door de verbalisant is bij onderzoek rondom de woning wel gezoem van vermoedelijk een ventilator gehoord, echter of er inderdaad een hennepgeur rond de woning hing, of de luxaflex gesloten was dan wel of er enige verdere waarnemingen ter plaatse zijn gedaan van verhoogde activiteit die zouden kunnen duiden op het oogsten van hennep, zoals gemeld in de melding, wordt niet gerelateerd in het proces-verbaal van bevindingen. Dit klemt temeer nu het onderzoek rondom de woning plaats had op de dag van de MMA-melding en die melding - kennelijk - betrekking had op gebeurtenissen van diezelfde dag. In dat geval had, bijvoorbeeld, de afwezigheid van een hennepgeur een contra-indicatie kunnen zijn voor de juistheid van de MMA-melding.
Op grond van deze feiten en omstandigheden vormde de aanwezige melding tezamen met de enkele constatering van een zoemend geluid van vermoedelijk een ventilator, onvoldoende concrete grondslag voor de verleende machtiging tot binnentreden. Het niettemin gevolgde binnentreden moet om die reden als onrechtmatig en als een niet meer te herstellen verzuim in het vooronderzoek worden aangemerkt."
2.3.
Het oordeel van het Hof dat ten tijde van het betreden van de woning onvoldoende verdenking ter zake van overtreding van de Opiumwet bestond, is in het licht van de inhoud van de gedane, zogenoemde MMA-melding en het resultaat van het door de politie ter verificatie van die melding verrichte onderzoek - het waarnemen van het gezoem van vermoedelijk een ventilator rondom de woning - niet zonder meer begrijpelijk.
De door het Hof in zijn overwegingen betrokken omstandigheid dat in het proces-verbaal van bevindingen met betrekking tot het door de politie ter verificatie van de MMA-melding verrichte onderzoek – afgezien van de waarneming van het gezoem van vermoedelijk een ventilator – niets is gerelateerd omtrent (de resultaten van) het onderzoek naar een aantal in de MMA-melding vermelde gegevens maakt dat niet anders.
2.4.
Het middel slaagt in zoverre.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het middel voor het overige geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
5 december 2017.