Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring het volgende overwogen:
"Opzet - pleitbaar standpunt
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de raadsvrouw en raadsman (hierna: de verdediging) van de verdachte het verweer gevoerd dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken nu het ten laste gelegde opzet niet bewezen kan worden verklaard. Hiertoe heeft de verdediging aangevoerd dat bij het ontbreken van jurisprudentie over het onderwerp van (aanmerkelijke) wijziging van het uiteindelijke belang en de standpunten binnen de literatuur objectief bezien sprake is van een pleitbaar standpunt. De verdachte heeft zich immers laten bij staan door professionals die hij voor deskundig mocht houden.
Uit de opmerking die de bestuurder van de verdachte bij het, na enig aandringen van de controleambtenaar van de Belastingdienst, overhandigen van de "side-letter" maakt, namelijk dat hij nu zeker een probleem zou hebben, kan zonder nadere uitleg of context geen opzet worden afgeleid.
Het hof verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe als volgt.
Bij de beoordeling van de vraag of de verdachte opzet heeft gehad op de onjuiste en/of onvolledige aangiften vennootschapsbelasting is niet alleen het inhoudelijke standpunt inzake de fiscale kwestie, maar ook de feitelijke gang van zaken rond het opstellen van de "side-letter" van belang.
Inhoudelijk heeft de verdediging gesteld dat de verkoper van de aandelen in verdachte, [betrokkene 1] , nog een claim had op [A] en dat de reden voor de aanvullende overeenkomst met name gelegen was in de vordering van [betrokkene 1] op [A] .
[betrokkene 1] heeft met betrekking tot de claim schriftelijk verklaard (pagina 85 van het dossier, antwoord getuige vraag 11 en 12): Na een lange voorbereiding en onderzoeken door advocaten (relaties van [B] ) bleek de claim eigenlijk te zijn verlopen. Dus veel kosten voor ondergetekende en feitelijk niets opgeleverd t.a.v. een mogelijke claim bij [A] (het hof begrijpt: [A] ). Hoe het bedrag van EURO 150.000 is opgebouwd is mij niets bekend. Zoals hierboven vermeld is de claim niet doorgegaan aangezien achteraf bleek dat de claim periode was verlopen.
De bestuurder van de verdachte en [betrokkene 1] hebben voorts beide verklaard dat het door [C] N.V. betaalde bedrag ad € 225.000 betrekking had op de aandelen in verdachte.
Het hof acht niet aannemelijk dat de claim de reden was voor de aanvullende overeenkomst.
Voorts is het hof van oordeel dat het in de gegeven omstandigheden, namelijk
- overdracht van 25 % van de aandelen,
- overgang van zowel het economische belang in als de zeggenschap over de resterende 75% van de aandelen aan [C] N.V.,
- volledige betaling aan de verkoper voor alle aandelen,
- het ontbreken van enige bemoeienis van de verkoper
[betrokkene 1] met verdachte, bijkans evident is - en was - dat medio 2004 sprake was van een belangrijke wijziging van het uiteindelijke belang in de verdachte.
Naar het oordeel van het hof was het oordeel van zowel rechtbank, gerechtshof als Hoge Raad in de door verdachte gevoerde fiscale procedures voorzienbaar en kan en kon het door de verdachte ingenomen standpunt in redelijkheid niet als een pleitbaar standpunt worden aangemerkt.
Daar komt nog bij de gang van zaken met betrekking tot de "side-letter".
Dat de bestuurder van verdachte, [betrokkene 2] , beschikte over voldoende kennis en inzicht in de aard, betekenis en gevolgen van de overeenkomst van 18 juni 2004 en de aanvullende overeenkomst van 18 juni 2004, de side-letter, blijkt uit hetgeen hij tijdens zijn verhoor door de FIOD-verbalisanten heeft verklaard.
[betrokkene 2] verklaarde toen immers onder meer dat hij wist dat [C] N.V. voor het totale aandelenpakket van de verdachte vennootschap het bedrag van € 226.890 had betaald, dat hij feitelijk ook [C] N.V. was, dat [betrokkene 1] vanaf 2004 geen zeggenschap meer had (in het toen geheten) [D] B.V., dat hij [betrokkene 2] , de volledige zeggenschap had en dat hij, [betrokkene 2] , vanaf 2004 de onderneming binnen de verdachte vennootschap heeft gerund. Op de vraag waarom een sideletter moest worden opgesteld is [betrokkene 2] het antwoord schuldig gebleven. Maar op de vraag waarom de overdracht van 75% van de aandelen werd uitgesteld, heeft hij geantwoord: "Dat lijkt mij duidelijk: om gebruik te kunnen maken van het in [verdachte] aanwezige compensabele verlies (pagina 50 van het dossier)."
Nu gelet op de uiterlijke verschijningsvorm van de sideletter, de inhoud daarvan kennelijk voor derden (waaronder met name ook de Belastingdienst) geheim diende te blijven en door of namens de verdachte vennootschap geen aannemelijke reden is opgegeven waarom zo'n sideletter diende te worden opgesteld, kan het niet anders zijn dan dat deze bedoeld was om de strekking van het gestelde in artikel 20a van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 te omzeilen. Het opzet van de verdachte vennootschap daartoe blijkt ook uit het hierboven aangehaalde citaat uit de verklaring van haar bestuurder bij de FIOD. Weliswaar is het opzoeken en mogelijk overschrijden van de grenzen van de belastingplicht op zichzelf niet onrechtmatig, van rechtmatig handelen in dat verband kan evenwel slechts sprake zijn, indien het standpunt pleitbaar is en ten minste volledige openheid van zaken wordt betracht. Daarvan is met de side-letter uit de aard der zaak al helemaal geen sprake, terwijl de genoemde bestuurder van de verdachte vennootschap de side-letter pas na herhaald verzoek aan ambtenaren van de Belastingdienst heeft overhandigd (p. 20 van het dossier).
Al hetgeen de verdediging verder heeft aangevoerd, kan aan bovenstaande geen afbreuk doen en voert het hof overigens niet tot een ander oordeel.
Ook deze verweren worden mitsdien verworpen."