In deze zaak heeft de Hoge Raad op 1 december 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure over de indeling van punniksets voor douanerechten. De Staatssecretaris van Financiën had beroep in cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Amsterdam, die op 1 maart 2016 had geoordeeld dat de punniksets, bestaande uit een houten punnikklos, een punniknaald en drie bolletjes wol, niet als speelgoed konden worden aangemerkt. De belanghebbende had eerder aangifte gedaan voor het in het vrije verkeer brengen van deze goederen en had een verzoek om terugbetaling van douanerechten ingediend, omdat zij van mening was dat de punniksets moesten worden ingedeeld als 'andere houtwaren' en dus vrijgesteld waren van douanerechten.
Het Hof had geoordeeld dat de punniksets niet onder de post voor speelgoed vielen, omdat punniken niet uitsluitend door kinderen wordt beoefend en de punnikklos niet de kenmerken van speelgoed vertoonde. De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof bevestigd, maar heeft ook opgemerkt dat het Hof het begrip speelgoed te beperkt had gedefinieerd. De Hoge Raad oordeelde dat de bestemming van een product een objectief indelingscriterium kan zijn, maar dat dit moet worden beoordeeld aan de hand van de objectieve kenmerken van het product zelf.
De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie ongegrond en veroordeelde de Staatssecretaris van Financiën in de proceskosten, vastgesteld op € 1980 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Dit arrest is van belang voor de interpretatie van douanerechten en de indeling van goederen, met name in de context van speelgoed en houtwaren.