Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3 Beslissing
28 november 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, dat op 9 november 2015 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1987. De verdachte was aangeklaagd voor medeplegen van oplichting door de verkoop van namaak iPhones via marktplaats.nl, alsook voor medeplegen van bedrog met handelsnaam of handelsmerk. De Hoge Raad heeft op 28 november 2017 het cassatieberoep behandeld, waarbij de advocaat van de verdachte, J.J.J. van Rijsbergen, een schriftuur indiende. De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken concludeerde dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk verklaard moest worden op basis van artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de verdachte geen behandeling in cassatie rechtvaardigen, omdat de verdachte klaarblijkelijk onvoldoende belang had bij het cassatieberoep. De Hoge Raad verklaarde het beroep in cassatie dan ook niet-ontvankelijk. Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in aanwezigheid van de waarnemend griffier E. Schnetz, en werd uitgesproken ter openbare terechtzitting.