ECLI:NL:HR:2017:3027

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
16/01930
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie in jeugdzaak over openlijke geweldpleging en schadevergoeding

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte werd veroordeeld voor openlijke geweldpleging in het uitgaansleven van Gulpen, zoals omschreven in artikel 141, lid 1 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft zich gebogen over de vraag of de verdachte een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. Daarnaast werd er een vordering tot schadevergoeding ingediend, die is toegewezen tot een bedrag van € 33.978,85, waarbij de verdachte hoofdelijke aansprakelijkheid heeft gekregen op basis van artikel 6:166, lid 1 van het Burgerlijk Wetboek.

De Hoge Raad heeft op 28 november 2017 uitspraak gedaan en het beroep verworpen. De middelen van cassatie die door de verdediging waren voorgesteld, konden niet tot cassatie leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen nadere motivering nodig was, aangezien de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. Tevens werd ambtshalve beoordeeld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, was overschreden, maar dat dit geen rechtsgevolg met zich meebracht voor de verdachte, gezien de opgelegde werkstraf en de mate van overschrijding.

De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, en is openbaar uitgesproken. De zaak benadrukt de toepassing van het strafrecht voor jeugdigen en de verantwoordelijkheden die voortvloeien uit openlijke geweldpleging.

Uitspraak

28 november 2017
Strafkamer
nr. S 16/01930 J
ES
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 25 maart 2016, nummer 20/000651-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1998.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben J.W. Heemskerk en F.A. Dronkers, beiden advocaat te Roermond, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Namens de benadeelde partij heeft A.F.G. Pennino, advocaat te Kerkrade, een verweerschrift ingediend.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

Op de verdachte is het strafrecht voor jeugdigen toegepast. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Gelet op de aan de verdachte opgelegde werkstraf van zestig uren, subsidiair dertig dagen hechtenis en de mate waarin de redelijke termijn is overschreden, is er geen aanleiding om aan het oordeel dat de redelijke termijn is overschreden enig rechtsgevolg te verbinden en zal de Hoge Raad met dat oordeel volstaan.

4.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 november 2017.