ECLI:NL:HR:2017:3026

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
16/04586
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over rijden zonder rijbewijs en ontoereikende bewijsmotivering

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 28 november 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was beschuldigd van het rijden zonder rijbewijs op 10 januari 2014 te Rotterdam. De bewezenverklaring was gebaseerd op proces-verbaal van bevindingen van de politie, waarin werd vermeld dat de verdachte als bestuurder van een motorrijtuig was aangetroffen zonder dat hij in het bezit was van een geldig rijbewijs. De verdediging voerde aan dat de bewijsvoering onvoldoende was, met name omdat de identiteit van de verdachte niet zonder meer kon worden vastgesteld op basis van de gebezigde bewijsmiddelen. De raadsman stelde dat er een discrepantie was tussen de identiteitskaart van de verdachte en de gegevens die in het proces-verbaal waren opgenomen.

De Hoge Raad oordeelde dat de bewezenverklaring, voor zover deze inhoudt dat de verdachte de bestuurder van het motorrijtuig was, niet zonder meer kon worden afgeleid uit de bewijsvoering zoals door het Hof gepresenteerd. De Hoge Raad concludeerde dat de bestreden uitspraak niet voldeed aan de eisen van de wet en vernietigde deze. De zaak werd terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep. Dit arrest benadrukt het belang van een zorgvuldige bewijsmotivering in strafzaken, vooral wanneer de identiteit van de verdachte ter discussie staat.

Uitspraak

28 november 2017
Strafkamer
nr. S 16/04586
SG/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, Enkelvoudige Kamer, van 7 september 2016, nummer 22/002429-16, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1991.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B. Kizilocak, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal T.N.B.M. Spronken heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt dat de bewezenverklaring voor zover inhoudende dat de verdachte de bestuurder van een motorrijtuig was, niet uit de bewijsvoering kan worden afgeleid.
2.2.1.
Ten laste van de verdachte is bewezenverklaard dat:
"hij op 10 januari 2014 te Rotterdam als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) heeft gereden op de weg, de Nieuwe Binnenweg, zonder dat aan hem door de daartoe bevoegde autoriteit, als bedoeld in artikel 116 lid 1 van de Wegenverkeerswet 1994 een rijbewijs was afgegeven voor de categorie van motorrijtuigen, waartoe dat motorrijtuig behoorde."
2.2.2.
Deze bewezenverklaring steunt op de volgende bewijsmiddelen:
"1. Een geschrift, zijnde een afschrift conform origineel van het proces-verbaal van bevindingen van de politie Rotterdam-Rijnmond, D04 wijkpolitie, met bonnummer [001] en zaaknummer 002676429, opgemaakt en ondertekend op 20 januari 2014 door een opsporingsambtenaar. Dit geschrift houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
[verbalisant] , agent van politie, constateerde dat een persoon een feit pleegde dat als volgt is omschreven: als bestuurder van een motorrijtuig rijden zonder rijbewijs voor de categorie waartoe dat motorrijtuig behoort, gepleegd op 10 januari 2014 te Rotterdam, aan de Nieuwe Binnenweg te Rotterdam, met een personenauto van het merk Volkswagen met kenteken [AA-00-BB] .
Verdachte bestuurde een personenauto waar rijbewijs B voor noodzakelijk was. Uit onderzoek bleek verdachte deze niet te hebben. RDW geen gegevens bekend.
De verdachte verstrekte [verbalisant] de volgende personalia: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] .
2. Een geschrift, zijnde een kennisgeving van bekeuring van de politie, met bonnummer [001] , opgemaakt en ondertekend op 16 januari 2014 door een daartoe bevoegde opsporingsambtenaar. Dit geschrift houdt onder meer in - zakelijk weergegeven -:
Op 10 januari 2014 aan de Nieuwe Binnenweg te Rotterdam zag ik dat de volgende gedraging werd verricht: rijden zonder rijbewijs, gepleegd door [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1991 te [geboorteplaats] .
De verdachte bestuurde een personenauto waar rijbewijs B voor noodzakelijk was. Uit onderzoek bleek verdachte deze niet te hebben. RDW geen gegevens bekend."
2.2.3.
Het Hof heeft ten aanzien van de bewezenverklaring voorts het volgende overwogen:
"Nadere bewijsoverweging
Blijkens de gebezigde bewijsmiddelen heeft de verdachte zijn personalia aan de politie opgegeven. Na onderzoek bleken deze gegevens overeen te komen. Dat de in het proces-verbaal van bevindingen vermelde identiteitskaart een ander nummer had, kan daaraan niet afdoen. Naar het oordeel van het hof staat op grond van het proces-verbaal van bevindingen genoegzaam vast dat het de verdachte is geweest die op 10 januari 2014 zonder rijbewijs reed over de Nieuwe Binnenweg te Rotterdam en zijn personalia aan de politie opgaf."
2.2.4.
Blijkens het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte aldaar, voor zover hier van belang, het volgende aangevoerd:
"Ik verzoek u mijn cliënt vrij te spreken. (...) In het proces-verbaal van bevindingen is een nummer van een identiteitskaart vermeld, dat kennelijk op mijn cliënt betrekking heeft. Op zijn ID-staat staat evenwel een ander nummer van de identiteitskaart van mijn cliënt, dat niet correspondeert met het nummer van de identiteitskaart die in het proces-verbaal van bevindingen is vermeld."
2.3.
Voor zover de bewezenverklaring inhoudt dat het de verdachte is geweest die een motorrijtuig heeft bestuurd, kan deze, mede in aanmerking genomen hetgeen door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd omtrent het nummer van de identiteitskaart van de verdachte, niet zonder meer worden afgeleid uit de hiervoor onder 2.2.2 en 2.2.3 weergegeven door het Hof gebezigde bewijsvoering. De bestreden uitspraak is derhalve in zoverre niet naar de eis der wet met redenen omkleed.
2.4.
Het middel is gegrond.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 november 2017.