ECLI:NL:HR:2017:3023

Hoge Raad

Datum uitspraak
28 november 2017
Publicatiedatum
28 november 2017
Zaaknummer
15/05982
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en witwassen in wijnbeleggingsmaatschappij met valse vooruitzichten

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam, waarbij de verdachte is veroordeeld voor oplichting en witwassen. De verdachte heeft bijna 20 miljoen euro van beleggers ontvangen voor investeringen in een wijnbeleggingsmaatschappij, waarbij valse vooruitzichten zijn gegeven. De aanklacht omvatte onder andere oplichting op basis van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) en witwassen volgens artikel 420bis.1 onder b Sr. De verdachte heeft een groot deel van het inleggeld, dat afkomstig was van slachtoffers van de bewezenverklaarde oplichting, via verschillende rekeningen overgeboekt naar buitenlandse ondernemingen.

De middelen die door de verdachte zijn ingediend, stellen dat de bewezenverklaarde handelingen van 'omzetten' en 'gebruik maken' niet wezenlijk verschilden van 'voorhanden hebben en/of verwerven', waardoor de kwalificatie-uitsluitingsgrond van toepassing zou zijn. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak op 28 november 2017, onder verwijzing naar artikel 81, eerste lid, van de Wet op de rechterlijke organisatie (RO), geoordeeld dat de middelen niet tot cassatie konden leiden. Dit betekent dat de Hoge Raad geen nadere motivering heeft gegeven, omdat de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, waarmee de eerdere veroordeling van de verdachte door het Gerechtshof Amsterdam in stand is gebleven. De uitspraak is gedaan door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier, tijdens een openbare terechtzitting.

Uitspraak

28 november 2017
Strafkamer
nr. S 15/05982
CB/AJ
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Amsterdam van 23 december 2015, nummer 23/004951-12, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1963.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft C. Reijntjes-Wendenburg, advocaat te Maastricht, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal E.J. Hofstee heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Beslissing

De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren Y. Buruma en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
28 november 2017.