Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het middel
3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak
4.Slotsom
5.Beslissing
21 november 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, dat op 14 oktober 2015 uitspraak deed in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1976. De verdachte was aangeklaagd voor het opzettelijk aanwezig hebben van 1.650 gram hennep. Het beroep in cassatie is ingesteld door de verdachte, vertegenwoordigd door advocaat R. van Leusden. De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft het middel van cassatie beoordeeld en geconcludeerd dat het niet tot cassatie kan leiden. Dit behoeft geen nadere motivering, aangezien het middel niet noopt tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft ambtshalve de bestreden uitspraak beoordeeld en vastgesteld dat de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM, is overschreden, omdat er meer dan twee jaar zijn verstreken sinds het instellen van het cassatieberoep.
Als gevolg hiervan heeft de Hoge Raad besloten de aan de verdachte opgelegde geldboete van € 1.000,-, subsidiair 20 dagen hechtenis, te verminderen. De uiteindelijke beslissing van de Hoge Raad was om de geldboete te verlagen naar € 950,-, subsidiair 19 dagen hechtenis, terwijl het beroep voor het overige werd verworpen. Dit arrest is gewezen op 21 november 2017 en uitgesproken ter openbare terechtzitting.