De Rechtbank heeft het beklag ongegrond verklaard en heeft daartoe het volgende overwogen:
"Inleiding
Het klaagschrift strekt tot opheffing van het op 25 juli 2016 door de politie onder klager gelegde beslag op een hoeveelheid documenten/bescheiden als ook op een image van de computer van klager en de teruggave daarvan aan klager.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het dossier met bovenstaand kenmerk.
Bij beslissing van 25 november 2016 heeft de rechtbank de behandeling van het klaagschrift aangehouden teneinde de officier van justitie in de gelegenheid te stellen het dossier aan te vullen met de 'note verbal' en een verklaring van de ambassadeur van Montenegro. (...)
De behandeling van het klaagschrift werd op 13 januari 2017 in openbare raadkamer voortgezet. Namens klager is door mr. G.W.L.A.M. Koppen, advocaat te Maastricht, gepersisteerd bij het klaagschrift. (...) Voorts heeft de raadsman zich beroepen op de onschendbaarheid van diplomatieke archieven. De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat deze onschendbaarheid absoluut is nu nergens is bepaald dat afstand kan worden gedaan van dit recht. Dit nog los van de vraag of de ambassadeur degene is die eventueel afstand zou kunnen doen.
De officier van justitie heeft verzocht het klaagschrift ongegrond te verklaren. Hierbij heeft de officier van justitie aangevoerd dat het binnentreden en de inbeslagneming rechtmatig is op grond van het Verdrag van Wenen inzake consulaire betrekkingen. (...) Bovendien blijkt uit de verklaring van de ambassadeur d.d. 11 januari 2017 dat hij, na gehouden overleg met het ministerie van Buitenlandse Zaken van Montenegro, toestemming heeft gegeven tot het betreden van de consulaire post en het in beslag nemen van documenten voor zover deze geen betrekking hadden op consulaire zaken.
Voorts heeft de officier van justitie verklaard dat het onderzoek in de strafzaak nog niet is afgesloten en dat het beslag derhalve gehandhaafd dient te blijven.
De beoordeling
(...)
De officier heeft voldoende onderbouwd met een e-mail gedateerd 11 januari 2017 afkomstig van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat de 'note verbal' niet mag worden overgelegd omdat dit diplomatieke post betreft. Met de verklaring van de ambassadeur van 11 januari 2017 acht de rechtbank zich voldoende voorgelicht over de inhoud van deze 'note verbal' zodat de rechtbank geen aanleiding heeft gezien de officier van justitie op te dragen alsnog het fysieke stuk in te brengen.
De rechtbank stelt vast dat uit de stukken en het verhandelde in raadkamer het volgende is gebleken. Klager wordt verdacht van – kortgezegd - het opzettelijk doen van onjuiste aangiften inkomstenbelasting, het valselijk opmaken van facturen en overeenkomsten en het gebruik maken van deze valse stukken en gewoontewitwassen. Tijdens het onderzoek naar deze strafbare feiten heeft op 13 juli 2016 een doorzoeking plaatsgevonden op het adres [a-straat 1] te Maastricht ten kantore van [A] B.V. waar eveneens de post van het consulaat van de staat Montenegro was gevestigd. Klager was van 14 oktober 2010 tot 28 juli 2016 honorair consul van Montenegro. Een medewerkster van klager merkte op dat de PC in de werkkamer 2 accounts bevatte, zowel van de consulaire post als een privé/zakelijk account, wat het vermoeden opleverde dat de werkkamer waar de consulaire post was gevestigd eveneens werd gebruikt als werkruimte van [A] B.V.. Dat vormde aanleiding voor de officier van justitie om de ruimte te verzegelen en door tussenkomst van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in overleg te treden met de ambassade van Montenegro. Met verkregen schriftelijke toestemming van de ambassadeur van de republiek Montenegro en in het bijzijn van diens tweede secretaris is op 25 juli 2016 de ruimte alsnog doorzocht, waarbij negen dozen niet-consulaire documenten en een image van de computer in beslag zijn genomen. Tegen deze inbeslagname richt zich het klaagschrift.
(...)
Voor wat betreft de onschendbaarheid van de consulaire archieven is van belang het in Hoofdstuk III van het Verdrag geplaatste - artikel 61 van het Verdrag. Uit dit artikel volgt dat de consulaire archieven en documenten van een consulaire post die wordt geleid door een honoraire consulaire ambtenaar onschendbaar zijn, mits zij gescheiden worden gehouden van andere papieren en documenten en in het bijzonder van de particuliere correspondentie van het hoofd van een consulaire post en van iedere persoon die met hem samenwerkt, alsmede van de goederen, boeken of documenten die betrekking hebben op hun beroep of bedrijf. Uit het schriftelijk standpunt van de officier van justitie blijkt dat in de door klager aangewezen consulaire ruimte één (brand)kast was gekenmerkt met een sticker met het wapen van Montenegro. Uit het relaas van de officier van justitie blijkt voorts dat in de gehele ruimte stapels en ordners met documenten zijn aangetroffen die betrekking hadden op de niet-consulaire activiteiten van klager, waartussen zich ook losse consulaire documenten bevonden. Hieruit kon en kan naar het oordeel van de rechtbank worden afgeleid dat de hele ruimte fungeerde als archief, en dat in de betreffende ruimte geen sprake was van een scheiding tussen consulaire documenten en andere papieren en documenten welke zich in de betreffende ruimte bevonden, ook niet in de zich in die ruimte bevindende (brand)kast. Naar het oordeel van de rechtbank kan derhalve door klager geen beroep worden gedaan op de onschendbaarheid van de consulaire archieven, nu niet werd voldaan aan de voorwaarde, gesteld in artikel 61 van het Verdrag.
Tijdens de doorzoeking was een medewerker van de ambassade, daartoe gemachtigd door de ambassadeur, aanwezig om de scheiding tussen consulaire en niet-consulaire documenten te maken en consulaire documenten onder zich te nemen. De rechtbank is gelet op vorenstaande van oordeel - mede gelet op het standpunt van de officier van justitie - dat onder de gegeven omstandigheden en gelet op de waarborgen waarmee de doorzoeking omgeven was de inbeslagneming niet onrechtmatig was."