ECLI:NL:HR:2017:2963

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
16/01167
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een uitspraak inzake sociale zekerheidsfraude en de berekening van het benadelingsbedrag

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 21 november 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag. De verdachte was beschuldigd van sociale zekerheidsfraude, waarbij het Openbaar Ministerie had gesteld dat zij in de periode van 1 augustus 2002 tot en met 18 juni 2013 opzettelijk had nagelaten om noodzakelijke informatie te verstrekken die van belang was voor haar recht op bijstandsuitkeringen. De verdachte had niet gemeld dat zij samenwoonde met een ander, wat invloed had op haar recht op bijstand.

De kern van de zaak draaide om de vraag of het benadelingsbedrag, dat door het Hof was vastgesteld, correct was berekend. Het Hof had geoordeeld dat het benadelingsbedrag op basis van het brutobedrag moest worden vastgesteld, terwijl de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude in zaken betreffende de Wet werk en bijstand het nettobedrag als uitgangspunt hanteert. De Hoge Raad oordeelde dat het oordeel van het Hof niet zonder meer begrijpelijk was, gezien de specifieke bepalingen in de Aanwijzing.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof Den Haag voor een nieuwe beoordeling. Dit arrest benadrukt het belang van de juiste toepassing van de Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude en de noodzaak om het benadelingsbedrag correct te berekenen, rekening houdend met de relevante wetgeving.

Uitspraak

21 november 2017
Strafkamer
nr. S 16/01167
SG/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 26 februari 2016, nummer 22/003180-15, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1958.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft E. Tamas, advocaat te Den Haag, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal A.J. Machielse heeft geconcludeerd dat het cassatieberoep niet-ontvankelijk zal worden verklaard.
De raadsman heeft daarop schriftelijk gereageerd.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt over de verwerping door het Hof van het verweer dat het Openbaar Ministerie niet tot vervolging van de verdachte had mogen overgaan omdat het benadelingsbedrag verkeerd is berekend nu bij de berekening daarvan in strijd met de Aanwijzing sociale zekerheidsfraude van een bruto- en niet van een nettobedrag is uitgegaan.
2.2.1.
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
"zij in of omstreeks de periode(n) van 1 augustus 2002 tot en met 18 juni 2013 althans in enig(e) tijdvak(ken) in die periode(n) te Gouda, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) in strijd met een haar bij of krachtens wettelijk(e) voorschrift(en), te weten artikel 65 van de Algemene bijstandswet en/of artikel 17 Wet werk en bijstand opgelegde verplichting(en) opzettelijk heeft nagelaten tijdig het/de benodigde gegeven(s) te verstrekken;
immers heeft zij, verdachte, (telkens) opzettelijk nagelaten de Dienst Arbeid en Inkomen van de gemeente Gouda (volledig) te melden dat zij, verdachte: samenwoonde en/of duurzaam een gezamenlijke huishouding voerde met een ander (te weten: [betrokkene]) op het adres [a-straat 1] te Gouda,
zulks terwijl dit/deze feit(en) kon strekken en/of heeft/hebben gestrekt tot bevoordeling van haarzelf of een ander, terwijl zij, verdachte (telkens) wist, althans redelijkerwijze had moeten vermoeden dat dat/die gegeven(s) van belang was/waren voor de vaststelling van verdachtes recht op een verstrekking en/of tegemoetkoming, te weten een uitkering krachtens de Algemene bijstandswet en/of Wet werk en bijstand, en/of voor de hoogte en/of duur van die verstrekking en/of tegemoetkoming."
2.2.2.
Het door het Hof bevestigde vonnis van de Rechtbank houdt onder meer het volgende in:
"Ook het verweer dat, gelet op de "Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude", niet tot vervolging had mogen worden over gegaan omdat het benadelingsbedrag te laag was wordt verworpen. Uit het dossier blijkt immers dat een benadelingsbedrag is berekend van € 163.362,08. Nu dit bedrag ruim boven de € 50.000,- is, mocht het openbaar ministerie beslissen om tot vervolging over te gaan, waarbij de rechtbank overweegt dat blijkens de "Aanwijzing Sociale Zekerheidsfraude" bij de bepaling van dit benadelingsbedrag dient te worden uitgegaan van het bruto bedrag."
2.3.
De Aanwijzing sociale zekerheidsfraude, Stcrt. 2012, 26827 (hierna: de Aanwijzing) houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
"Nadeel: het brutobedrag dat ten onrechte ten laste van de uitvoerende instantie(s) is gekomen. Afgedragen of af te dragen loonbelasting en eventuele premies zijn derhalve in het nadeel begrepen1.
voetnoot 1: Alleen bij de WWB is het nadeel gedefinieerd als het netto bedrag dat aan bijstand is ontvangen. (zie art. XIV van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (wijziging WWB) t.a.v. art. 18a, tweede lid, van de WWB)."
2.4.
Het Hof heeft, zoals hiervoor onder 2.2.2 is weergegeven, geoordeeld dat bij de bepaling van het benadelingsbedrag dient te worden uitgegaan van het brutobedrag. Dat oordeel is in het onderhavige geval niet zonder meer begrijpelijk, nu aan de verdachte is tenlastegelegd dat zij zich heeft schuldig gemaakt aan sociale zekerheidsfraude door de in de Algemene bijstandswet en/of de Wet werk en bijstand vervatte inlichtingenplicht niet na te komen. De Aanwijzing houdt immers in dat in zaken betreffende de Wet werk en bijstand het nadeel is gedefinieerd als het nettobedrag dat aan bijstand is ontvangen.
2.5
Het middel is terecht voorgesteld.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en M.J. Borgers, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 november 2017.