ECLI:NL:HR:2017:2957

Hoge Raad

Datum uitspraak
21 november 2017
Publicatiedatum
21 november 2017
Zaaknummer
16/01091
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van doodslag met gebruik van geweld en gevolgen voor de strafmaat

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte, geboren in 1993, betrokken was bij een gewelddadige beroving die resulteerde in de dood van haar ex-vriend. De verdachte en haar nieuwe vriend hebben de ex-vriend tijdens een ontmoeting in het Ruigeplaatbos met een honkbalknuppel geslagen en vervolgens aarde in zijn mond gestopt. De Hoge Raad moest beoordelen of de verdachte een substantiële rol had gespeeld in de doodslag en of er opzet op de dood was. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf. De Hoge Raad oordeelde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden, maar dat de redelijke termijn van het proces was overschreden, wat leidde tot een vermindering van de gevangenisstraf van tien naar negen jaren en zes maanden. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, en verwierp het beroep voor het overige.

Uitspraak

21 november 2017
Strafkamer
nr. S 16/01091
CB/CeH
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 28 januari 2016, nummer 22/001709-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft B.A.A. Postma, advocaat te Amersfoort, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf, tot vermindering daarvan naar de gebruikelijke maatstaf en tot verwerping van het beroep voor het overige.

2.Beoordeling van de middelen

De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81, eerste lid, RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

3.Ambtshalve beoordeling van de bestreden uitspraak

De verdachte bevindt zich in voorlopige hechtenis. De Hoge Raad doet uitspraak nadat meer dan zestien maanden zijn verstreken na het instellen van het cassatieberoep. Dat brengt mee dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, EVRM is overschreden. Dit moet leiden tot vermindering van de aan de verdachte opgelegde gevangenisstraf van tien jaren.

4.Slotsom

Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad geen andere dan de hiervoor onder 3 genoemde grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, brengt hetgeen hiervoor is overwogen mee dat als volgt moet worden beslist.

5.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak, maar uitsluitend wat betreft de duur van de opgelegde gevangenisstraf;
vermindert deze in die zin dat deze negen jaren en zes maanden beloopt;
verwerpt het beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door de vice-president W.A.M. van Schendel als voorzitter, en de raadsheren V. van den Brink en A.L.J. van Strien, in bijzijn van de waarnemend griffier A.C. ten Klooster, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
21 november 2017.