ECLI:NL:HR:2017:2898

Hoge Raad

Datum uitspraak
17 november 2017
Publicatiedatum
16 november 2017
Zaaknummer
16/05649
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie over onrechtmatig executoriaal beslag en schadevergoeding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 november 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door [eiser] tegen de Gemeente Beemster. De zaak betreft een onrechtmatig executoriaal beslag op registergoederen van de eiser, waarbij de vraag centraal staat of de schade die de eiser heeft geleden, het gevolg is van omstandigheden die hem toegerekend kunnen worden. De Hoge Raad verwijst naar eerdere vonnissen van de rechtbank Noord-Holland en een arrest van het gerechtshof Amsterdam, waaruit blijkt dat de eiser in eerdere instanties al zijn gelijk niet heeft gekregen.

De Hoge Raad oordeelt dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. Dit oordeel is gebaseerd op artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie, dat bepaalt dat de Hoge Raad niet verplicht is om nadere motivering te geven als de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad verwerpt daarom het beroep van de eiser en legt de kosten van het geding in cassatie op aan de eiser, die in totaal € 8.790,34 aan kosten moet vergoeden aan de Gemeente.

Deze uitspraak benadrukt het belang van de toerekening van schade en de voorwaarden waaronder schadevergoeding kan worden toegewezen in het geval van onrechtmatige daad. De uitspraak is van belang voor de rechtsontwikkeling op het gebied van schadevergoeding en de verantwoordelijkheden van partijen in civiele procedures.

Uitspraak

17 november 2017
Eerste Kamer
16/05649
RM/MD
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
EISER tot cassatie,
advocaat: mr. J.H.M. van Swaaij,
t e g e n
de GEMEENTE BEEMSTER,
zetelende te Middenbeemster, gemeente Beemster,
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. S.M. Kingma.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiser] en de Gemeente.

1.Het geding in feitelijke instanties

Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak C/15/199254 van de rechtbank Noord-Holland van 13 maart 2013, 9 juli 2014 en 4 maart 2015;
b. het arrest in de zaak 200.174.627/01 van het gerechtshof Amsterdam van 9 augustus 2016.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.

2.Het geding in cassatie

Tegen het arrest van het hof heeft [eiser] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Gemeente heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De zaak is voor partijen toegelicht door hun advocaten en voor [eiser] mede door mr. J.M. Moorman.
De conclusie van de Advocaat-Generaal W.L. Valk strekt tot verwerping van het cassatieberoep.
De advocaat van [eiser] heeft bij brief van 13 oktober 2017 op die conclusie gereageerd.

3.Beoordeling van het middel

De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 lid 1 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiser] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de Gemeente begroot op € 6.590,34 aan verschotten en € 2.200,-- voor salaris.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, als voorzitter, G. Snijders en M.J. Kroeze, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer T.H. Tanja-van den Broek op
17 november 2017.