Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van de ontvankelijkheid van het beroep
3. Beslissing
14 november 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep ingesteld door de verdachte tegen een arrest van het Gerechtshof 's-Hertogenbosch van 5 november 2015. De verdachte, geboren in 1987, was betrokken bij een strafzaak die onder andere brandstichting, poging doodslag en vernieling betrof. De advocaat van de verdachte, L.C.W. Wingens, heeft een schriftuur ingediend ter ondersteuning van het cassatieberoep.
De Hoge Raad heeft de ontvankelijkheid van het beroep beoordeeld en geconcludeerd dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep, dan wel dat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden.
Daarom heeft de Hoge Raad, gehoord de Procureur-Generaal en gezien artikel 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie, besloten het beroep niet-ontvankelijk te verklaren. De uitspraak vond plaats op 14 november 2017, waarbij de beslissing werd genomen door de vice-president en twee raadsheren, in aanwezigheid van de waarnemend griffier.