Uitspraak
wonende te [woonplaats], Kroatië,
gevestigd te La Tour-de-Peilz, Zwitserland,
1.Het geding in feitelijke instanties
2.Het geding in cassatie
3.Beoordeling van het middel
4.Beslissing
17 februari 2017.
Hoge Raad
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 17 februari 2017 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was ingesteld door een weduwe, wonende in Kroatië, tegen haar werkgever, de rechtspersoon naar buitenlands recht Atlanship S.A., gevestigd in Zwitserland. De weduwe had een vordering ingesteld tegen haar werkgever, waarbij de bevoegdheid van de Nederlandse rechter aan de orde was. De Hoge Raad verwijst naar de relevante artikelen van de EEX Verordening en de EVEX II, die betrekking hebben op de locatie van de hoofdvestiging van de werkgever.
De Hoge Raad heeft het beroep in cassatie verworpen, waarbij werd geoordeeld dat de klachten van de weduwe niet tot cassatie konden leiden. De Hoge Raad oordeelde dat de aangevoerde klachten geen nadere motivering behoefden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak van de Hoge Raad bevestigde daarmee de eerdere uitspraken van de kantonrechter en het gerechtshof, die de vordering van de weduwe hadden afgewezen.
In de beslissing werd de weduwe ook veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, die aan de zijde van Atlanship zijn begroot op een totaal van € 8.724,34. Dit arrest is gewezen door de raadsheren van de Hoge Raad en openbaar uitgesproken door de vice-president.