ECLI:NL:HR:2017:2815

Hoge Raad

Datum uitspraak
7 november 2017
Publicatiedatum
7 november 2017
Zaaknummer
16/01246
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen a.b.i. art. 10a Opiumwet en het gebruik van indicatieve tests voor bewijs

In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte is aangeklaagd voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. De verdachte had stoffen in zijn bezit die konden worden gebruikt voor de vervaardiging van cocaïne. De Hoge Raad behandelt de vraag of de door de politie uitgevoerde eerste indicatieve test voor het bewijs kan worden gebruikt. De Hoge Raad oordeelt dat het gebruik van het proces-verbaal van de politie, dat betrekking heeft op de testuitslag van de bemonstering van de schep, niet begrijpelijk is zonder nadere motivering. Dit is in strijd met de eisen van een goede procesorde. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad volgt deze conclusie en vernietigt de uitspraak van het Gerechtshof. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 7 november 2017.

Uitspraak

7 november 2017
Strafkamer
nr. S 16/01246
AGE/JHO
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag van 21 januari 2016, nummer 22/005639-14, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980.

1.Geding in cassatie

Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft R.J. Baumgardt, advocaat te Rotterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal P.C. Vegter heeft geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en tot terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.

2.Beoordeling van het eerste middel

2.1.
Het middel klaagt over de motivering van de bewezenverklaring, in het bijzonder over het bezigen van het in de bewijsmotivering onder 11 opgenomen bewijsmiddel.
2.2.
Op de gronden die zijn vermeld in de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 4 tot en met 15, is zonder nadere motivering die ontbreekt, het gebruik van dit bewijsmiddel voor zover dat betrekking heeft op de testuitslag van de bemonstering van de schep, niet begrijpelijk.
2.3.
Het middel klaagt daarover terecht.

3.Slotsom

Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, de overige middelen geen bespreking behoeven en als volgt moet worden beslist.

4.Beslissing

De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden uitspraak;
wijst de zaak terug naar het Gerechtshof Den Haag, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren M.J. Borgers en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
7 november 2017.