Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
3.Slotsom
4.Beslissing
7 november 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof Den Haag, waarbij de verdachte is aangeklaagd voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. De verdachte had stoffen in zijn bezit die konden worden gebruikt voor de vervaardiging van cocaïne. De Hoge Raad behandelt de vraag of de door de politie uitgevoerde eerste indicatieve test voor het bewijs kan worden gebruikt. De Hoge Raad oordeelt dat het gebruik van het proces-verbaal van de politie, dat betrekking heeft op de testuitslag van de bemonstering van de schep, niet begrijpelijk is zonder nadere motivering. Dit is in strijd met de eisen van een goede procesorde. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het bestreden arrest en terugwijzing van de zaak naar het Gerechtshof Den Haag. De Hoge Raad volgt deze conclusie en vernietigt de uitspraak van het Gerechtshof. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerechtshof voor een nieuwe behandeling van het hoger beroep. De uitspraak van de Hoge Raad is gedaan op 7 november 2017.