Uitspraak
1.Geding in cassatie
2.Beoordeling van het eerste middel
4.Slotsom
5.Beslissing
7 november 2017.
Hoge Raad
In deze zaak gaat het om de kwalificatie van het handelen van de verdachte, die op 14 mei 2015 in Venlo opzettelijk 8 gram hennep heeft verkocht. De Hoge Raad behandelt de vraag of dit handelen moet worden gekwalificeerd als een misdrijf of een overtreding onder de Opiumwet. De Hoge Raad herhaalt dat handelingen met een hoeveelheid hennep van niet meer dan 30 gram, ook bij opzet, niet als misdrijf strafbaar zijn, maar onder de overtredingen vallen. Het Hof had het handelen van de verdachte ten onrechte gekwalificeerd als een misdrijf en de Hoge Raad verbetert deze kwalificatie.
Daarnaast wordt in de zaak de ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijk opgelegde jeugddetentie besproken. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onterecht heeft geoordeeld dat het OM ontvankelijk was in deze vordering, aangezien er al een onherroepelijke beslissing was genomen over de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie. De Hoge Raad verklaart het OM niet-ontvankelijk in de vordering tot tenuitvoerlegging en wijst de zaak terug naar het Gerechtshof 's-Hertogenbosch voor herbehandeling van de strafoplegging.